‘Het Jodendom is een open boek in een bewegende traditie’
“Iedereen neemt zijn eigen geschiedenis mee, een geschiedenis van gemengde identiteit, van binding met de geschiedenis, de familie en de religie, of het ontbreken daarvan en een geschiedenis van persoonlijke invulling van zingevingsvragen die ons allemaal bezighouden. En dan is er nog de Nederlandse identiteit, het feit dat je nooit alleen jood bent. Het is er allemaal en het is bijna nooit eenduidig.” Dat zei prof. dr. Emile Schrijver, algemeen directeur van het Joods Historisch Museum en bijzonder hoogleraar voor de geschiedenis van het Joodse boek (UvA), tijdens het uitspreken van de Kardinaal Willebrandslezing op 5 april jongstleden. Samen met de christelijke co-referenten Dineke Houtman en Bill Banning stond Schrijver stil bij traditie en identiteit. Wat draag je over van je eigen culturele en levensbeschouwelijke bagage aan een volgende generatie?
Traditie heeft voor sommigen iets stoffigs; het krampachtig koesteren van een cultureel erfgoed tegen de stromen van de moderniteit in. Anderen omarmen juist iedere traditie als onmisbare ankerpunten in de identiteit van een gemeenschap die het heden met het verleden verbindt. In het Latijn is ‘tradere’ vooral toekomstgericht. Het gaat om het overdragen, het meegeven, het op weg zetten van een nieuwe generatie. Traditie is het planten van nieuw zaad op de wortels van het verleden, in de hoop op bestendige bloei.
Generatie op generatie
In het jodendom staat traditie voor de Bijbelse opdracht om ‘van generatie op generatie’ de Torah door te geven, de wetten die de Eeuwige aan Mozes gaf. ‘Le dor wa-dor.’ Dat is nooit een statische exercitie geweest; in iedere tijd vormden eeuwenoude mondelinge en latere schriftelijke bronnen het beginpunt om nieuwe vragen te stellen en eigentijdse antwoorden te vinden. De Israëlische geleerde Israel Ta-Shema sprak daarom van de joodse (halachische) traditie als een ‘open boek’, dat steeds werd aangevuld en waar nodig bijgesteld. Het bestuderen en becommentariëren van wetsteksten vormt een belangrijke rode draad in de joodse traditie van het ‘leren’, maar is niet de enige vorm van identiteitsoverdracht. Ook het onderwijs, de kunst en religieuze rituelen en gebruiken zijn altijd levende werkplaatsen voor het bewaren en actualiseren van joodse tradities geweest.
Vrij Amsterdam
Emile Schrijver gaf daarbij het voorbeeld van de Sefardische joden die in de 16de en 17de eeuw Portugal ontvluchten en in het ‘vrije’ Amsterdam neerstreken. Onder druk van de Iberische Inquisitie waren veel van hen gedwongen om katholiek te worden. “Sinds het eind van de vijftiende eeuw woonden er daarom geen joden meer op het Iberisch schiereiland, alleen conversos. De conversos zijn nooit officieel verdreven, maar leefden als katholieken en moesten er een zuiver katholieke levensstijl op na houden.” In Nederland kregen zij de ruimte om hun joodse wortels te herontdekken, al ging dat niet bij iedereen van harte.
Sefardische school
“Eenmaal aangekomen in Amsterdam was men zich er direct van bewust hoe belangrijk het onderwijs voor de gemeenschap zou zijn. Joods leven behoorde weer tot de mogelijkheden, maar om een eigen identiteit te ontwikkelen moest men vooral ook leren.” Het leidde ertoe dat het joodse onderwijs in Amsterdam met terugwerkende kracht het predicaat ‘excellent’ zou verdienen, door onder meer veel meer aandacht te geven aan de Hebreeuwse grammatica dan toen gebruikelijk was. “Ook was het onderwijs niet alleen religieus, maar streefde men eveneens naar profane vorming. Model hiervoor stonden de scholen van de Jezuïeten zoals men die uit Spanje en Portugal kende.” De Sefardische school week daarmee sterk af van de Asjkenazische joodse gemeenschap, waarin aan het einde van de 18de eeuw een Verlichtingsbeweging sterk in opmars was. Niet het Jiddisch maar het Duits was leidend en ook in het onderwijs stond maatschappelijke integratie voorop.
Dynamische inslag
Met zijn historische vogelvlucht wilde Schrijver aantonen dat het jodendom steeds veel belang hechtte aan het overleveren van traditionele kennis maar tegelijk “altijd opengestaan heeft voor nieuwe ontwikkelingen en bij uitstek een dynamische, creatieve en innovatieve inslag kende.” Die zorgvuldige balans tussen behoud en vernieuwing leek verstoord te worden door de emancipatie van de Europese joden in de 18de en 19de eeuw. Het leidde tot grote maatschappelijke vooruitgang maar ook tot versnippering en verdeeldheid, ontkerkelijking en verlies van identiteit.
Israël
Emile Schrijver maakte tevens de balans op van joods Nederland anno nu. “Minder dan twintig procent van de maximaal 50.000 joden die in Nederland leven zijn lid van een kerkgenootschap, maar de meesten van die anderen voelen zich joods en voelen zich onderdeel van de joodse groep en geven daar op een of andere, meer of minder intensieve en meer of minder zichtbare wijze uitdrukking aan. Velen voelen zich in het geheel niet meer vertegenwoordigd door de kerkgenootschappen en vullen een eventueel bestaande behoefte aan zingeving anderszins in; door zich bezig te houden met Kabbalah, door vooral joodse auteurs te lezen, door cursussen te volgen, door naar joodse muziek te luisteren, door meer of minder obsessief met Israël bezig te zijn; verzin het maar en het bestaat.” Ook het Joods Historisch Museum en het Joods Cultureel Kwartier vormen – met bijna 400.000 bezoeken per jaar – een belangrijke voedingsbron voor een vitaal joods leven. De relatie met de staat Israël roept onder Nederlandse joden meer ambivalentie op. Alhoewel iedere jood te pas en te onpas als een onbezoldigd ambassadeur van Israël ter verantwoording wordt geroepen, bestaat er binnen de joodse gemeenschap grote verdeeldheid over tal van politieke kwesties. Tenzij er in de kritiek van anderen op het beleid van Israël nauwelijks verholen sporen van antisemitisme zichtbaar worden. Dan sluiten de gelederen zich weer even snel.
Zingevingsvragen
Emile Schrijver ziet voor de toekomst van joods Nederland tal van ontwikkelingen, met positieve en negatieve kanten. “Hoe houden we onze gemeenschap bij elkaar? Daar is moed voor nodig. Moed om inclusiever te worden, moed om nieuwe ontwikkelingen te benoemen, te adresseren en zo nodig te omarmen. Er moet ook geïnnoveerd worden en geïnvesteerd worden in onderwijs, in cultuur, in religieuze en niet-religieuze scholing en in mensen, mensen die zich willen committeren aan de gemeenschap en zich daarvoor willen inzetten. Het is nodig om flexibiliteit aan de dag te leggen (…) Zingevingsvragen zijn van alle tijden en in deze ontkerkelijkte tijden is de maatschappelijke behoefte aan zingeving alleen maar groter aan het worden. Daar hebben wij allemaal een opgave, om op die vragen creatieve antwoorden te bedenken. Joden, christenen en alle anderen die zich hierdoor aangesproken voelen.”
Katechismus
Volgens prof. dr. Dineke Houtman, bijzonder hoogleraar Judaïca aan de PThu, is de aloude tweedeling tussen de joodse onderwijstraditie waarin de nadruk op het praktische handelen ligt en de meer ‘catechetische’ vorm van geloofsoverdracht in het christendom aan herziening toe. Vooral het klassieke vraag- en antwoordspel van de Katechismus heeft aan zeggingskracht onder jongeren sterk ingeboet. Gelukkig maar, betoogde Houtman, want dat heeft de deur open gezet voor hele andere didactische vormen. “We kunnen niet zonder verbeelding, we kunnen niet zonder versiering, de kale leer is onverteerbaar, de naakte waarheid afschrikwekkend. En na onze vlucht uit wat we soms ervoeren als verstikkende gemeenschappen, zien we nu de nadelen van ons doorgeslagen individualisme en weten we de warmte van een gemeenschap weer te waarderen.” Vooral het samen gedenken door het vertellen van verhalen en eigentijdse vormen zoals dans, muziek en bibliodrama kan de traditie ook voor een jonge generatie fris en verstaanbaar blijven. Daarin kunnen we veel van de kleurrijke joodse onderwijsvormen leren, die ook in de lezing van Emile Schrijver voorbij kwamen, maar worden we volgens Houtman vooral uitgenodigd om met en van elkaar te leren.
Eerlijkheid en moed
“Geloofsoverdracht vind ik een niet zo handig gekozen term. Geloof draag je niet over, wij zijn God niet. We kunnen hooguit een weg plaveien naar een zelfgekozen geloofshouding en ook dat is ten diepste genade. Maar als we echt in God geloven, luisteren we diepgaand naar onze leerlingen”, aldus dr. Bill Banning, theoloog, onderwijspedagoog en leraar aan het d’Oultremontcollege OMO in Drunen. Hij riep op tot een narratieve benadering waarin leraren en leerlingen regelmatig van positie wisselen. Het gesprek begint met leraren “die de moed hebben om uit te komen voor hun eigen levensvisie, zowel wat betreft de waarden als de eventuele zinloosheid.” “Jonge mensen hebben er recht op te weten hoe wij als volwassenen in het leven staan en hoe wij ons ontwikkeld hebben, inclusief diepte- en hoogtepunten. Anders gezegd, jonge mensen hebben recht op ons verhaal.” Maar ook jonge mensen zelf hebben het recht om hun eigen verhaal te doen, inclusief alle existentiële angsten en onzekerheden die veel jongeren in deze tijd gevangen houden. “In het over en weer met elkaar spreken en naar elkaar luisteren ligt volgens mij een goddelijke diepte: ‘Waar er twee of drie in Mijn Naam bijeen zijn, ben Ik in hun midden’.”
Ont-stollen
Banning: “We moeten het vermogen ontwikkelen om oude tradities te ont-stollen om de leven gevende kracht die zich in de loop van de geschiedenis zo vaak geopenbaard heeft ook in onze tijd toegankelijk te maken. Willen we als samenleving de naam samenleving waard blijven, dan moeten we zowel onze eigen tradities beter leren begrijpen alsook die van anderen. Over en weer kunnen we dan tot een gedeelde betekenisgeving komen. Daar is de moed voor nodig om inclusiever te worden.”
De volledige lezingen vindt u hier:
Identiteit en tradities onder druk-Houtman-8april
00-2018-5 april-KathRaadJodendom-lezing-BANNING – definitief (2)