Brood en 153 vissen
Getallen doen er toe. Precies een maand na het joodse Loofhuttenfeest komen van 23 tot 25 oktober tien mannen en twee vrouwen bij elkaar in de abdij van OLV van Koningshoeven ‘met Johannes meelezen’, een Studieconferentie georganiseerd door de Katholieke Raad voor het Jodendom. “Ten minste zoveel volwassen mannen (minjan) zijn ook nodig voor een geldige volledige joodse gebedsdienst”, merkt een van de deelnemers op. Hij zegt verder: “Ik ben blij hieraan te hebben deelgenomen. De abdij met die grote hoeveelheid kamers, voelt als het Huis van de Vader, waarin ruimte is voor velen” (Joh 14,4).
Door: Cor Sinnema
Er worden heel veel zaken ontdekt die naar de joodse context verwijzen. “Thuis kom je er niet zo snel toe om een evangelie binnen enkele dagen in zijn geheel te lezen”, zegt een andere deelnemer, maar door je terug te trekken in een abdij, die zich afficheert met ‘proef de stilte’, kun je aandachtig ingaan op de tekst.” Tevreden constateren alle deelnemers hoe leerzaam het is om verbanden te leggen en met een frisse blik naar de tekst te kijken.
Nog een deelnemer vergelijkt deze driedaagse studieconferentie met het bouwen van een paasstal, dat weer eens wat anders is dan de kerststal. Hij verwijst hiervoor naar het laatste hoofdstuk van het evangelie. Johannes vertelt er (Joh 21, 2) hoe Jezus na zijn dood aan zijn leerlingen verschijnt. Ze zijn samen bij het Meer van Tiberias en telt: Simon Petrus, Tomas die ook Didymus genoemd wordt, Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee andere leerlingen. Dat zijn er zeven in totaal, alweer zo’n getal met een diepe lading, weten alle deelnemers. Zeven is het getal van de volheid.
Na een hele nacht aan de linkerkant van de boot gevist te hebben, moeten ze in opdracht van Jezus nog eens aan de rechterkant vissen. Wanneer zij dit doen vangen ze precies 153 vissen. Hebreeuwse lettertekens kunnen ook als cijfers worden gebruikt. De Hebreeuwse letters voor ‘Kinderen van God’ blijken samen het getal 153 op te leveren. Met deze omschrijving is de verteller van het evangelie begonnen: “wie Hem ontvangen en in zijn naam geloven, heeft het voorecht kind van God te worden (Joh 1,12)”. Dat kan geen toeval zijn.
Wie meent dat Johannes in zijn evangelie vaak en negatief spreekt over ‘de Joden’, moet weten dat Jezus stevige gesprekken met andere joden heeft. Lang werd gedacht dat Jezus zich daarmee buiten of tegenover het jodendom had geplaatst. Maar goed beschouwd blijkt het vrijwel altijd te gaan om een interne joodse discussie tussen Jezus, afkomstig uit Galilea (“Kan daar iets goeds vandaan komen?”, Joh 2,46) en de joodse leiders die uit Jeruzalem in Juda komen. Het lijkt alleszins gerechtvaardigd om te zeggen dat het evangelie van Johannes een door en door Joods verhaal is over Joodse mensen in een Joodse, geografische maar vooral ook culturele wereld.
Op de vraag of de inleider, Jan Engelen, zelf ook nog niets nieuws heeft gehoord, citeert hij zijn oude leermeester, Ben Hemelsoet, die altijd placht te zeggen: ‘de herhaling komt van God, de verveling van de duivel’.
Cor Sinnema is secretaris van de Katholieke Raad voor het Jodendom