Verbroken Verbinding? Over de relatie tussen Jodendom en Christendom
Op 15 juni 2019 werd in Breda door ‘Zinsverband’ een openbare studiedag georganiseerd over het thema: ‘Verbroken Verbinding? Over de relatie tussen Jodendom en Christendom’. Centraal stonden 4 colleges. Joop Smits was één van de deelnemers en schreef onderstaand artikel over deze colleges.
Door: Joop Smits
College 1: ”Geef mij Javne en zijn scholen” door Alex van Heusden
Jodendom en christendom hebben een gemeenschappelijke oorsprong, maar zijn (geleidelijk) uit elkaar gegroeid, tot alle banden werden verbroken. Beide ontwikkelden hun eigen identiteit. Wat is daar de oorzaak van?
Joodse gemeenschappen (in Judea en de diaspora) raakten verzeild in conflicten met hun niet-Joodse buren en kregen steeds minder bescherming van het Romeins Imperium. Zij kwamen meer en meer alleen te staan. Deze conflicten slopen ook de vroege Jezus-beweging van Joden en niet-Joden binnen. De aanvankelijke harmonie en herkenning kwam op losse schroeven te staan en dat leidde tot tweespalt. De brieven aan Galaten en Romeinen getuigen daarvan.
De Joodse Oorlog (66-70 n.C.) mondde uit in een vernietiging van het Joodse leven, zoals dat tot dan toe gestalte kreeg. De verwoesting van de Tempel maakte een einde aan de heersende cultus, die nergens anders dan daar gestalte mocht krijgen. Geleidelijk aan ontstaat dan het rabbijnse Jodendom. Niet de offers maar het woord komt centraal te staan. Een belangrijke rol daarin spelen de Farizeeën (Peroesjiem) o.l.v. Jochanan ben Zakkai. Het rabbijnse Jodendom wordt dan ook door hen ingekleurd. De grenzen van het Joodse bestaan worden strakker gedefinieerd.
Daarin speelt de mythe over de synode in Javne een grote rol. Het was een reactie op het Concilie van Nicaea, dat de geloofsbelijdenis formuleerde. De synode van Javne (die nooit gehouden is, maar in de vierde eeuw als reactie op “Nicea” ‘uitgevonden ’wordt),wordt door de rabbijnen als geboorteuur van de Joodse orthodoxie beschouwd. Zij ‘nemen’ drie besluiten:
1. De vaststelling van de TeNaKh,
2. Joodse leerlingen van Jezus wordt de toegang tot de synagoge ontzegd,
3. Opstelling van de “zegespreuk over de ketters”. (“Laat er geen hoop zijn voor de afvalligen en mogen de ketters vergaan in een oogwenk….”).
College 2: Genesis 1:1 als splijtzwam tussen vroege christenen en (andere) Joden door Marius Heemstra
Het woord beresjiet in Gen 1:1 leidt tot verschillende interpretaties. In Genesis schept JHWH hemel en aarde. In Spreuken 8: 22-31 is de Wijsheid aan het woord: vóór alles schiep JHWH mij en met mij bij zich schiep HIJ alles. De Palestijnse Targum zit ook op die lijn: ‘Met wijsheid schiep JHWH …’. In Jezus Sirach wordt gesteld dat in de Wet van Mozes alle wijsheid besloten ligt en dat God hemel en aarde schiep m.b.v. de Tora.
In de rabbijnse traditie komt men tot de volgende vaststelling: de Tora is uit de hemel en daardoor preëxistent en een scheppingsinstrument. De Tora krijgt daarmee een goddelijke dimensie.
De brieven van Paulus leggen al de kiem voor een meningsverschil van klasse. (1 Kor 8:6 en Kol 1:16-17). Hebreeën 1:2 spreekt over de Zoon “door wie Hij ook het heelal geschapen heeft.” In het achtste hoofdstuk van deze brief wordt zelfs gesteld dat door het nieuwe verbond het oude op het punt staat te verdwijnen! Het Johannes-evangelie doet er nog eens een schepje bovenop: door het vleesgeworden Woord, Zijn Zoon, de Messias, heeft God de wereld geschapen. Jezus is door zijn volk en de wereld verworpen.
De wegen van het rabbijnse Jodendom en de Messiaanse Jezusgemeenten lopen dus geleidelijk aan uiteen en bouwen voldoende stof op voor conflicten.
Met een excommunicatie van Joodse zijde en de opvatting van de ecclesia dat de Messias boven de Tora staat aan de andere kant wordt de scheidslijn onoverbrugbaar. Tegenwoordig bestaat er consensus over de manier waarop beide groepen uit elkaar gegaan zijn: de wegen scheidden zich op verschillende plekken, verschillende momenten op verschillende manieren.
Vanuit Romeins oogpunt moet er een verschillende juridische status komen voor Jood en christen. In de romeinse opvatting is oud goed en nieuw moet argwanend bejegend worden. Dat leidt ertoe dat het christendom gezien wordt als een illegale beweging. De ‘nova superstitio’ leidt tot vervolging. (Zie Plinius brief 96). Daar speelt de Fiscus Judaicus nog doorheen (zie college 4).
College 3: Anti-Joodse polemiek door Alex van Heusden
De messiaanse ecclesia liet zich bij het uiteenlopen van de wegen ook niet onbetuigd. Behandeld zijn de brief van (pseudo-)Barnabbas en enkele van de brieven van Ignatius van Antiochië aan de Magnesiërs en de Filadelfiërs. De eerste beweert dat de Joden het verbond al bij de Sinaï verbraken (gouden stierkalf), dat de erfgenamen van het verbond niet per se de oudste ‘kinderen ’zijn (Manasse en Efraïm)en dat het dus mogelijk is dat de oudste de jongste zal dienen. Ignatius gooit er nog een schepje bovenop: “Laat u niet op een dwaalspoor brengen door afwijkende leeropvattingen, of nutteloze verzinsels uit de oude doos … Want als we nog altijd leven volgens het Jodendom erkennen we dat we de genade nog niet hebben ontvangen.”
Uiteindelijk wordt de stelling dat de TeNaKh slechts te begrijpen is als deze verkondigd wordt naar het evangelie toe. Joden die weigeren het evangelie te aanvaarden begrijpen de TeNaKh niet.
College 4: Van Romeinen naar Openbaring door Marius Heemstra
De houding t.o.v. de romeinse overheid verschuift (vgl. Rom 13, 1 Petrus 2 en Openbaringen 13 en 17) van het eren van de overheid (want gezag komt van God), via het erkennen van het gezag naar het wegzetten van de autoriteiten als beesten en het Rijk als de Hoer van Babylon.
Daarna kwam de Fiscus Judaicus aan bod. Na 70 n.C. werd de verplichte Tempelbelasting omgezet in een romeinse belasting die door iedere Jood betaald moest worden. Het was een strafmaatregel. Daarmee werd de tempel van Jupiter Capitolinus hersteld. De belasting leidde o.a. tot het verklikken van belastingplichtigen, het ontkennen van het Jood-zijn en ander gedoe. En leidde ook tot verslechterende verhoudingen binnen de gemengde ecclesia’s. Caesar Nerva verandert de Fiscus dan, wat tot gevolg heeft dat het begrip Jood voortaan religieus gedefinieerd wordt. Elke zendingsdrang vanuit de ecclesia leidt tot verdrukking en vervolging van romeinse zijde en tot uitsluiting uit de synagoge van Joodse zijde.