Geplaatst op 28 augustus 2019

Recensie van ‘Duizend-en-één manieren om jood of moslim te zijn – Een dialoog’

Delphine Horvilleur, een bekende Franse vrouwelijke liberale rabbijn, is in 2014 in gesprek gekomen met Rachid Benzine, een Frans-Marokkaanse islamoloog die op diverse universiteiten werkzaam is. Zij worden door hun uitgever uitgenodigd om hun gesprek over hun tradities voort te zetten voor dit boek. De gesprekken tijdens deze ontmoeting levert een fraaie bundel op. Als gespreksleider treedt de christelijke godsdienstsocioloog Jean-Louis Schlegel op.

Door: Cor Sinnema

Inzet van hun ontmoeting is het beoefenen van een daadwerkelijke dialoog, zoals de ondertitel van het boek aangeeft. We worden gewaarschuwd, want dat is niet zonder risico. Wanneer de dialoog serieus ondernomen wordt, kan dat “een wijziging in je identiteit veroorzaken” (26). In een ontmoeting als deze bestaat de kans dat je de inzichten van een ander deelt of overneemt. Het komt tot uiting in de manier waarop zij achtereenvolgens thema’s bespreken als geschiedenis/traditie, de godsdienstige wetten, identiteit, land van herkomst, laïcité, mannen en vrouwen, afstamming en overdracht, waarheid/geweld, en God.

De dialoogpartners stellen zich open en kwetsbaar op en hebben belangstelling voor de manier waarop de ander met haar of zijn traditie omgaat. Beiden zijn fel gekant tegen de fundamentalistische opvattingen bij aanhangers van hun tradities. Zo verzet Rachid Benzine zich tegen wat hij noemt de ‘halalisering’ van de islam. Hij wijst erop dat veel leerstellingen binnen de islam geen deel uitmaken van de vijf pijlers in de islam, maar door sommige orthodoxe groepen tegenwoordig wel steeds vaker als zodanig worden benaderd. Zowel de rabbijn als de moslimgeleerde keert zich tegen mensen die het argument van de onveranderlijkheid inbrengen en zeggen: “het is altijd zo geweest”. Ze erkennen en waarderen dat de culturele context van hun religies juist veel (nieuwe) inzichten en gebruiken hebben opgeleverd. De islam is van oorsprong een orale traditie, maar veel jonge moslims knutselen via internet een traditie in elkaar.

Openbaring ligt niet vast, en valt niet samen met een gebeurtenis uit het verleden, maar is iets dat voortschrijdt, evenals denkbeelden zich ontwikkelen. Het verbindt generaties aan elkaar. Elke generatie draagt iets bij aan wij zij hebben ontvangen. Verhalen en wetsteksten zijn historisch bepaald en aan interpretatie onderhevig. “Een identiteit is altijd op een bepaalde manier heruitvinden, een gedeeltelijke ontrouw aan wat doorgegeven werd” (69).

Delphine Horvilleur houdt er veel progressieve ideeën op na, bijvoorbeeld wanneer het gaat over de termen heilig land, vaderland en beloofde land. Ze verzet zich tegen mensen die op dit punt uitgaan van het ‘eigendom’. Voor haar is het ‘land van belofte’ “een land dat je bereikt als je volwassen of volgroeid bent om er een liefdevolle relatie mee aan te gaan en ermee te trouwen” (75). In de islam krijgen veel woorden en begrippen volgens Rachid Benzine later pas inhoud. Moslims volgen in veel gevallen wat joden en christenen vóór hen hebben bedacht. Rachid herkent zich vaak in de opvattingen van de rabbijn en ziet kansen voor de islam die zich in onze samenleving een plek zoekt.

De rabbijn en de moslim, een vrouw en een man, worden in deze bundel gepresenteerd als erfgenamen, die de erfenis die ze ontvangen hebben niet in een gesloten koffertje opbergen, maar ermee aan het slag gaan en verder doen gedijen. Ze willen hun godsdienst niet beleven als een gestolde traditie, maar als een in-beweging-zijn. Dat laatste (in-beweging-zijn) zou misschien ook wel een betere titel zijn geweest, vinden ze beiden (blz. 93). De huidige titel van de bundel, “Duizend-en-een manieren om jood en moslim te zijn”, is slechts een feitelijke constatering, terwijl zij met hun dialoog uitdrukkelijk de lezer oproepen om zijn eigen weg te vinden in de tradities.

Natuurlijk komen de opmerkingen van de twee gesprekspartners gedaan binnen hun Franse omgeving niet helemaal overeen met die van de Nederlandse, maar de teneur is duidelijk. Er zijn verschillende manieren van geloofsbeleving en in onze tijd komen jonge mensen met al die vormen in aanraking. Typisch voor de Franse context is het onvertaalbare begrip laïcité, dat staat voor de ‘scheiding van kerk en staat’. In de praktijk gaat deze scheiding verder dan wij gewend zijn. Laïcité stimuleert “een kritische geest tegenover alle overgeërfde waarheden” (97), en dus niet alleen de godsdienstige.

Delphine Horvilleur deelt haar persoonlijke herinneringen en illustreert die regelmatig met een midrasj, een legende, een anekdote of een mop. Het valt haar op een bepaald moment zélf op dat ze “nauwelijks ernstig kan praten zonder aan een of andere mop te denken” (127).

Het is de kunst van de rabbijnse exegese om de tekst geweld aan te doen, om mensen geen geweld aan te doen. Waarheid is onduidelijk begrip, we zijn er altijd naar op weg. Dat is anders dan in orthodoxe of fundamentalistische kringen gebeurt.

Geloof wordt in onze geseculariseerde wereld dikwijls gekarikaturiseerd, in het beste geval tot naïviteit, in het slechtste tot flauwe kul. Het benoemen van God en het bidden tot God is problematisch, maar als het gebed een poëtische dimensie heeft, als het de ‘ziel verheft’, zoals dat gebeurt in psalmen, heeft ze er geen moeite mee. Ze vinden elkaar voortdurend: in hun beeld van God, hun bidden. Koran is een voetafdruk van het Woord.

De rabbijn en islamoloog vinden het boeiend om leerstellingen en gewoontes van elkaar te vergelijken, ook de vormen en houdingen bij het gebed. Je kunt niet over God spreken zonder het over profeten te hebben. De God van de Koran en de Bijbel richt zich altijd tot mensen door middelaars. Dat onderscheidt de godsdienst van de Bijbel en de Koran van de Indische godsdiensten. Ze vinden dat d dialoog waar zij aan zijn begonnen, aangemoedigd moet worden, en verder moet gaan dan de ‘onderhoudende’ bijeenkomsten. Een dialoog zou ook moeten inhouden dat er naar de teksten van de ander wordt gekeken en dat deze met elkaar worden bespreken. Wezenlijk daarbij is dat je open staat voor nieuw inzicht en dat je wilt laten verrassen door de ander. Maar voorkomen moet worden dat zo’n dialoog leidt tot relativeren, want dat leidt verflauwing van de godsdienst.

De bundel is een aanrader voor wie bij de dialoog van de godsdiensten betrokken is of zou willen zijn. Er vindt een interessante uitwisseling plaats van ideeën en gedachten die in liberale kringen van jodendom en islam leven. Tussen de regels is er veel te leren over typische gebruiken zowel binnen de joodse als binnen de islamitische gemeenschappen. Het ‘Franse sausje’ maakt het tot een ‘buitenlands gegeven’, terwijl ons land ook gediend zou zijn met een échte dialoog.

De christelijke gespreksleider stelt zijn eigen achtergrond opvallend weinig aan de orde. Slechts een enkele keer wordt duidelijk of hij zich met de een of ander verwant voelt en wat hij in haar of hem herkent. Wordt de lezer geacht hier zelf al voldoende me bekend te zijn of doet het er eigenlijk niet toe?

Boekgegevens
Auteurs: Rachid Benzine en Delphine Horvilleur | Titel: Duizend-en-een manieren om jood en moslim te zijn. Een dialoog | Uitgeverij: Halewijn/Adveniat | Prijs: € 21,50 | ISBN: 978-90-852849-4-9

Cor Sinnema is secretaris van de Katholieke Raad voor het Jodendom (KRJ)


  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.