De eerste lezing – 20 oktober 2019
Negentwintigste zondag door jaar C – Ex. 17,8-13; Psalm 126(125); 2 Tim. 3,14-4,2; Luc. 18,1-8
Volhouden. Dat zou het motto kunnen zijn van de lezingen uit Exodus en uit het Lucas-evangelie. In de eerste lezing is Israël amper uitgetrokken uit het slavenhuis van Egypte en heeft het net de crisis van dreigend tekort aan water doorstaan (Ex. 17,1-17), of daar komt uit het niets de vijand Amalek aanzetten. Er moet gevochten worden, maar belangrijker voor de redding van het volk is een gebaar.
Mozes moet zijn handen (eigenlijk: zijn onderarmen) met daarin zijn staf opheffen en vooral: opgeheven houden. Volgens de Misjna (Rosj hasjana 3:8) staat dit gebaar van Mozes voor de gerichtheid van het volk op zijn Vader in de hemel. Die gerichtheid komt nogal eens onder druk te staan. Een gebaar als dat van Mozes is geen overbodige luxe – niet in het boek Exodus en niet in onze wereld.
Meer over de lezing uit Exodus vindt u hier.
Voor achtergronden bij de evangelielezing: klik hier.
Voor commentaar bij beide lezingen: zie Bijbelhuis Zevenkerken en Tijdschrift voor Verkondiging 2019/9.
Vijf tips voor het spreken over Jodendom in preek en catechese: klik hier.
In de eucharistieviering van de zondag wordt eerst gelezen uit de Joodse Bijbel. Deze ‘eerste’ lezing wordt gevolgd door een psalm of lofzang, die hier goed bij past. Samen vormen zij een eenheid en ze worden gerekend tot het gemeenschappelijke bezit van joden én christenen. Wat leert de eerste lezing ons in relatie tot het evangelie?