Geplaatst op 2 maart 2020

De eerste lezing: zondag 8 maart 2020

2e zondag van de veertigdagentijd 8 maart 2020
Lezingen: Gen. 12,1-4a; Psalm 33; 2 Tim. 1,8b-10; Mt. 17,1-9

Door: Miranda Vroon-van Vugt

De roeping van Abram door God is een van de meest fundamentele teksten uit de Joodse Bijbel. Twee belangrijke thema’s worden verwoord: ‘Ik zal een groot volk van u maken’ en ‘Ik zal u zegenen’. Bij dit laatste worden alle geslachten op aarde betrokken. God richt zich dan wel tot één persoon, maar via Abram en zijn nakomelingen zullen alle mensen op aarde gezegend zijn. Maar: de belofte ‘een groot volk’ is problematisch. Vanaf het begin is al duidelijk dat Abrams vrouw Sarai onvruchtbaar was (Gen. 11,30). Onvruchtbaarheid was een enorme rampspoed, want de familie en de familienaam konden alleen door nakomelingen overleven. Zonder kinderen geen toekomst. Daarom is die – paradoxale – belofte aan Abram ook zo belangrijk. Het gaat om de toekomst.

In de antwoordpsalm antwoordt het volk als het ware op de belofte van God: het plan van de Heer houdt eeuwig stand (v. 11a), gelukkig het volk dat de Heer als zijn God heeft, de natie die hij verkoos als de zijne (v. 12). De lofzang van de psalmist is het vervolg op het godsvertrouwen van Abram. Maar dan door ervaring van God-met-ons bevestigd. Abram moest het met enkel de belofte doen. Wat een vertrouwen!

Zie voor verdere uitleg https://www.bijbelhuiszevenkerken.be/blog/2017/03/05/zondagslezingen-12-maart-2017/ en https://www.joods-christelijke-dialoog.nl/index.php/tenach/archief-tenach/751-genesis-12-lukas-de-groote

Miranda Vroon-van Vugt is geestelijk verzorger in het Elisabeth-TweeSteden Ziekenhuis in Tilburg en lid van de Katholieke Raad voor het Jodendom


  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.