Geplaatst op 10 juli 2020

Parabels en de scheiding der wegen – De parabel van de pachters van de wijngaard

Enkele maanden geleden verscheen bij uitgeverij Berne Media Parabels. Onderricht van Jezus en de rabbijnen van Eric Ottenheijm en Martijn Stoutjesdijk (red.). Dit boek kreeg in Trouw maar liefst 4 sterren, ook andere recensies waren positief over Parabels. Hieronder vindt u een hoofdstuk uit dit boek dat over de parabel van de pachters van de wijngaard gaat.

Parabels en de scheiding der wegen | De parabel van de pachters van de wijngaard
Marcus 12:1–11 // Matteüs 21:33-44 // Lucas 20:9-18 //
Evangelie van Thomas 65-66

Door: Albertina Oegema

Hij begon tegen hen te spreken in gelijkenissen: ‘Een man legde een wijngaard aan en omheinde die. Hij groef een kuil voor de wijnpers en bouwde een uitkijktoren. Hij verpachtte de wijngaard aan wijnbouwers en ging op reis. Na verloop van tijd stuurde hij een knecht naar de wijnbouwers om zijn deel van de opbrengst van hen te ontvangen; maar ze grepen hem vast, mishandelden hem en stuurden hem met lege handen terug. Daarna stuurde hij een andere knecht naar hen toe, die ze in het gezicht sloegen en vernederden. Hij stuurde nog een derde, die ze doodden, en nog vele anderen; sommigen werden door de wijnbouwers mishandeld en anderen werden door hen gedood. Ten slotte was alleen nog zijn geliefde zoon over; die stuurde hij als laatste naar hen toe, met de gedachte: Voor mijn zoon zullen ze wel ontzag hebben. Maar de wijnbouwers zeiden tegen elkaar: “Dat is de erfgenaam. Kom op, laten we hem doden, dan is de erfenis van ons.” Ze grepen hem vast en doodden hem en gooiden zijn lichaam buiten de wijngaard. Wat zal de eigenaar van de wijngaard daarna doen? Hij zal zelf komen om de wijnbouwers om te brengen en hij zal de wijngaard aan anderen geven. Hebt u deze schrifttekst dan niet gelezen: “De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden. Dankzij de Heer is dit gebeurd, wonderbaarlijk is het om te zien” (Psalm 118:22–23).’
Marcus 12:1–11

Parabels en ‘de scheiding der wegen‘
Het christendom is als een binnen-joodse beweging ontstaan, maar heeft zich in de loop van de eerste eeuwen van de gangbare jaartelling tot een eigenstandige godsdienst ten opzichte van het jodendom ontwikkeld. Dit is waarschijnlijk een lang, complex en dynamisch proces geweest dat in verschillende regio’s en gemeenschappen verschillend is verlopen. De vraag is echter of, en hoe, deze ‘scheiding der wegen’ zich weerspiegelt in ons corpus aan vroegchristelijke en rabbijnse parabels. Om deze vraag te beantwoorden zullen we de parabel van de pachters van de wijngaard (in de synoptische versie) vergelijken met een vroegrabbijnse parabel.

De parabel van de pachters van de wijngaard
In zijn synoptische context fungeert de parabel van de pachters van de wijngaard als kritiek op de joodse autoriteiten. De parabel volgt op een twistgesprek tussen Jezus en de hogepriesters, Schriftgeleerden en oudsten van het volk (Marcus 11:27–33; Matteüs 21:23–27; Lucas 20:1–8) en wordt na afloop door de joodse leiders op zichzelf betrokken (Marcus 12:12; Matteüs 21:45–46; Lucas 20:19). Met de parabel suggereert Jezus dat de joodse leiders kunnen worden vergeleken met wijnboeren die weigeren de opbrengst van hun gepachte wijngaard aan de eigenaar te geven en die diens slaven en zoon mishandelen en doden. Het beeld van de vermoorde zoon houdt hen onder meer verantwoordelijk voor moord. Gezien het voorafgaande twistgesprek zou het hier om de dood van Johannes de Doper kunnen gaan, maar Marcus’ en Lucas’ karakteriseringen van de zoon als de ‘geliefde zoon’ (Marcus 12:6; Lucas 20:13; vergelijk Marcus 1:11; 9:7 en parallellen) impliceren dat de joodse leiders al vroeg werden bekritiseerd voor hun aandeel in Jezus’ dood.

De anti-judaïstische interpretatiegeschiedenis
In het vroege christendom verbreedt de kritiek op de joodse leiders zich geleidelijk tot een kritiek op het Joodse volk als geheel. Vaak wordt Matteüs hier als voorbeeld aangehaald, aangezien die na het citaat van Psalm 118:22–23 aangeeft dat het Koninkrijk van God aan een ander volk (ethnei) zal worden gegeven (21:43). Echter, hoewel de term ‘volk’ in het meervoud vaak de niet-Joodse volkeren aanduidt, suggereert het enkelvoud een verwijzing naar de nog kleine Jezusbeweging. Een ontluikende vervangingstheologie vinden we wel bij de tweede-eeuwse kerkvader Ireneüs. Hij suggereert dat God de joden verwierp vanwege hun moord op Jezus en dat God daarom de vruchten van de wijngaard aan de volkeren (gentibus) buiten de wijngaard heeft gegeven (Tegen de ketterijen 4.36.2). Bij christelijke theologen uit de derde en vierde eeuw is de vervangingstheologische interpretatie een gevestigde interpretatie geworden en ondersteunt deze de christelijke visie dat de kerk het Joodse volk heeft vervangen in de heilsgeschiedenis.

Een vroegrabbijnse parabel
Hoe komt nu in vroegrabbijnse parabels de verhouding met het vroege christendom aan de orde? Een goed voorbeeld is de parabel van de pachters van het veld in Midrasj Sifre Deuteronomium 312 (par. Mechilta Deuteronomium 32:9). Deze parabel draait om de vraag waarom Mozes in Deuteronomium 32:9 Jakob als Gods toegemeten deel noemt. Waarom niet Abraham of Isaak? Hiervoor worden Abrahams en Isaaks potentiële uitverkiezing als voorvaders van Gods volk vergeleken met de wijze waarop pachters omgaan met het veld van een koning. De parabel vertelt hoe een koning een veld aan pachters verhuurt die het beginnen te plunderen. Als hij het veld echter aan hun zonen geeft, blijken dezen nog slechter te zijn dan de eersten. In één vrij late tekstgetuige geeft hij het veld daarom door aan de kleinzonen van de pachters, maar die blijken niet veel beter te zijn. Zodra de koning echter een zoon krijgt, stuurt hij de pachters weg van het veld ‘zodat ik het mij toe-eigen’. In de complexe toepassing suggereert de parabel dat God (koning) niet Abraham en Isaak (de pachters) kon verkiezen, omdat hun nakomelingen slecht waren. De parabel verwijst hier naar de ‘bende’ van Ismaël, de zonen van Ketoera, Esau en de prinsen van Edom. Volgens de toepassing krijgt Jakob (zoon van de koning) alleen waardige zonen, wat voor de rabbijnen inhoudt dat zij zich bezighouden met de studie van de Tora (vgl. Sifre Deuteronomium 336). Daarom eigent God zich uit Jakob Israël toe als zijn volk.

Een theologische polemiek
Mogelijkerwijs zet deze rabbijnse parabel zich af tegen het vroegchristelijke betoog dat ook niet-joden, hoewel onbesneden, door geloof in God en Jezus tot de nakomelingen van Abraham kunnen worden gerekend. Dit betoog gaat terug tot Paulus die in zijn Romeinenbrief beargumenteert dat Abraham door de rechtvaardigheid van zijn geloof de vader van zowel joden als niet-joden werd (Romeinen 4:11–12). Latere vroegchristelijke auteurs herhalen Paulus’ ideeën en ontwikkelen die verder, totdat uiteindelijk
Augustinus de joden ethisch-religieus gezien helemaal ‘onterft’ en hen tot kinderen van de duivel bestempelt (Traktaten op het Evangelie van Johannes 8:37–47). In de context van dergelijke aantijgingen kan de parabel in Sifre Deuteronomium een apologetisch doel hebben gediend. De christelijke claims op de uitverkiezing van Abraham en de ethisch-religieuze kwaliteiten van Abrahams nakomelingen worden ontkracht. Daartegenover plaatsen de rabbijnen het volk Israël dat zijn uitverkiezing juíst te danken heeft aan de waardige kwaliteiten van Jakob en diens zonen.

Besluit
De vroegrabbijnse parabel gebruikt dus mogelijk een vergelijkbare thematiek om zich af te zetten tegen de concurrerende christelijke beweging als de parabel van de pachters van de wijngaard. Waar de anti-judaïstische interpretatie er bij de vroegchristelijke parabel echter langzamerhand insluipt, veronderstelt de vroegrabbijnse parabel, mogelijk door zijn latere datering (derde−vierde eeuw), dat joden en christenen al onderscheiden groepen zijn. Op deze manier tonen parabels hoe de scheiding tussen jodendom en christendom zich in de late oudheid geleidelijk heeft ontwikkeld.

Verwerkingsvragen
– Kunnen we de nieuwtestamentische gelijkenis vruchtbaar lezen zonder in een anti-judaïstische interpretatie te vervallen? Helpt het onderscheid tussen leiders en volk daarbij?
– In afgeleide zin kunt u deze parabel ook lezen met het oog op uw taak als leidinggevende in gezin, werk of kerk. Wat kunt u van dit verhaal leren?

Verder lezen
– Kloppenborg, John S. The Tenants in the Vineyard: Ideology, Economics, and Agrarian Conflict in Jewish Palestine. Wissenschaftliche Untersuchungen zum Neuen Testament 195. Tübingen: Mohr Siebeck, 2006.
– Mihaly, Eugene. ‘A Rabbinic Defense of the Election of Israel: An Analysis of Sifre Deuteronomy 32:9, Pisqa 312.’ In: Hebrew Union College Annual 35 (1964): 103–143.
____

Voor meer informatie over Parabels of om dit boek te bestellen: klik hier.


  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.