Een joodse commentaar op het Nieuwe Testament
In 2011 verscheen The Jewish Annotated New Testament, en in 2017 kwam al een tweede editie uit. Speciaal is dat alle commentaren en essays door joodse wetenschappers zijn geschreven. Juist dat zorgt voor een nieuwe kijk op dit christelijke deel van de Bijbel.
Door: Lieve Teugels
Het boek biedt geen nieuwe vertaling; de tekst is de New Revised Standard Version. Maar het is een uitvoerige editie met commentaar, met voetnoten onder de tekst en verklarende tekstblokken tussendoor. Bovendien bevat de tweede editie van de JANT op het einde 54 (in de eerste editie waren dat er 30) waardevolle inleidende essays over zeer uiteenlopende onderwerpen, zoals ‘Gender’, ‘Doop en Eucharistie’, ‘De historische Jezus’, en ‘Midrasj en Parabels’. Dit alleen al maakt het een bijzonder boek. Het belicht in één stevige band de hele wereld van het Nieuwe Testament langs alle kanten.
De lijst van joodse auteurs bestaat uit 80 namen en alle zijn gerenommeerde geleerden. Aan alle disciplines is gedacht, van archeologie tot literaire kritiek, van geschiedschrijving tot theologie, van ‘de synagoge’ tot ‘bovenaardse wezens’, van ‘Jezus in de rabbijnse traditie’ tot ‘Jezus in modern Joods denken’.
Joodse commentaar op het NT niet evident
In het licht van het recente verleden mag het gerust een wonder worden genoemd dat vandaag de dag tachtig joodse topwetenschappers bereid en in staat zijn om zonder rancune en vooroordelen over Jezus en het Nieuwe Testament te schrijven. Zo’n honderd jaar eerder waren er al een paar voorzichtige pogingen hiertoe. Een van de pioniers was Joseph Klausner, een Joodse immigrant in Palestina met een PhD uit Duitsland. Hij schreef, oorspronkelijk in het Hebreeuws, twee succesvolle boeken, één over Jezus (1926) en een over Paulus (1937). Leo Baeck schreef in 1938 een boek dat in het Nederlands werd vertaald met de titel ‘Het evangelie is joods’. En zo zijn nog wel een aantal baanbrekende joodse werken te noemen die Jezus op een respectvolle manier benaderden, als een joodse hervormer.
Voor veel joden is Jezus echter tot op de dag van vandaag een ‘no-go’. De geschiedenis is te pijnlijk, de vooroordelen jegens het christendom zijn bij sommigen nog steeds groot. Dat is ook niet vreemd. In de tijd dat Klausner en Baeck hun boeken schreven verschenen ettelijke werken, met name in Duitsland, waarin christelijke auteurs naar rabbijnse teksten verwezen, maar dan als de duistere achtergrond waartegen het Nieuwe Testament als een lichtend baken afsteekt (Strack, Billerbeck, Juelicher, Jeremias). Kortom, we zijn van ver gekomen, en we zijn er nog niet helemaal. Maar een joods commentaar op het Nieuwe Testament is vandaag de dag niet vreemd meer.
Parabel van de Barmhartige Samaritaan
Er valt in The Jewish Annotated New Testament veel boeiends te ontdekken. Een voorbeeld mag aantonen wat ik bedoel. In de parabel van de barmhartige Samaritaan (Lukas 10:25-37) lezen we dat er eerst een priester (kohen) en dan een Leviet langskomt, en dat die beiden de gewonde man laten liggen. Vaak wordt uitgelegd dat ze dat om redenen van rituele reinheid doen. Amy-Jill Levine legt uit (p. 137) dat reinheid geen issue kan zijn, omdat niet alleen de overvallen reiziger, maar ook de Kohen en de Leviet weggingen vanuit Jeruzalem naar Jericho. Zie het woord ‘afdalen’ (v. 30, 31), dat altijd wijst op ‘weg van Jeruzalem’. De meeste reinheidsregels, met name die met betrekking tot het aanraken van een dode, golden immers met name voor de dienst in de Tempel: lijkonreinheid maakte een priester ongeschikt voor de tempeldienst. De vermelding van ‘Kohen’ en ‘Leviet’, in die volgorde, is echter een ‘vlag’: In de joodse traditie zijn het de eerste twee van een standaard trio, waarin nummer drie de (gewone) ‘Israëliet’ is. In de parabel verwacht elke jood dat die nu aan de beurt is, maar dan daagt ineens een Samaritaan op! Hierbij verwijst een noot naar de toenmalige hoogoplopende spanning en zelfs vijandschap tussen Samaritanen en Joden.
In de parabel gebruikt Jezus het bekende ‘en je naaste als jezelf’ (Lukas 10:27). Het gaat om een citaat uit Leviticus 19:18. Hier lezen we de verklaring dat in het Hebreeuws me’odekha staat, wat in plaats van ‘als jezelf’ ook kan betekenen: ‘die een persoon is als jij’. Deze ‘gouden regel’ stond in het rabbijnse jodendom centraal, bijvoorbeeld bij Hillel, een tijdgenoot van Jezus. Levine citeert een derde-eeuwse midrasj. Rabbi Akiva en Ben Azzai zijn daar in gesprek over de implicaties van de regel en vragen zich af: “Wat als je een hekel hebt aan jezelf?” De conclusie is dat de gouden regel fundamenteel is en boven alle afwegingen staat, omdat hij gebaseerd is op de gedachte dat de mens is geschapen in het beeld van God (Genesis 5:1). Deze verklaringen maken de parabel begrijpelijk. Je leest hem zo door de ogen van de oorspronkelijke toehoorders, met hun associaties. De parabel heeft ook alleen betekenis als een eyeopener verteld door een jood aan joden.
Voor christenen, vooral degenen die erg bekend zijn met het Nieuwe Testament, nodigt dit commentaar uit om ‘met nieuwe ogen’ te lezen. Zet een stap terug, vergeet wat je weet – of denkt te weten – over de betekenis van de verhalen, en laat je verbazen.
__
Bovenstaand artikel werd eerder geplaatst op de website van de PThU.
Lieve Teugels (1965) is universitair docent Semitica en joodse studies aan de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam