De eerste lezing: zondag 11 december 2022
De eerste lezing | 3e zondag van de Advent jaar A | 11 december 2022
Lezingen: Jes. 35,1-6a.10; Ps. 146(145); Jak. 5,7-10; Mat 11:2-11
Door: Gerard Rouwhorst
De eerste lezing uit Jesaja is een toekomstvisioen, een visioen van verlossing die gaat komen. Niet helemaal duidelijk is of het is ontstaan in de tijd van Jesaja zelf, te midden van dreigingen die uitgingen van politieke grootmachten, of misschien in een latere periode, op basis van de ervaring van de ballingschap. Het doet er in wezen ook niet zo veel toe. Waar het om gaat is dat In krachtige en poëtische beelden het joodse volk moed ingesproken en de terugkeer naar Sion in het vooruitzicht gesteld. Door de woestijn heen die zal gaan bloeien. En er zal een immense vreugde zijn: verlamden zullen huppelen als herten, blinden zullen de ogen worden geopend.
In de liturgie van deze zondag wordt de passage in het perspectief van de Advent geplaatst, de periode waarin wij uitzien naar de komst van het koninkrijk, de Messias. In de evangelielezing vraag Johannes de Doper via zijn leerlingen aan Jezus of hij de Messias is, die zou moeten komen. Jezus wijst dan op de tekenen die er op duiden dat het visioen uit Jesaja in vervulling is gegaan. Overigens lezen wij in de verzen die niet meer in de evangelielezing zijn meegenomen, dat Johannes Elia is die volgens een Joodse traditie de voorloper van de Messias zou zijn.
Bij de uitleg van deze passage moeten wij alert zijn op twee valkuilen. De eerste valkuil is dat wij de hoop en de verwachting die uit de eerste lezing spreekt, niet serieus nemen. Zo in de trant van: Het is mooi en poëtisch geformuleerd, maar het kan niet waar zijn. Er komt niets van dit visioen terecht, in ieder geval niet op aarde, hooguit in een leven na de dood. De tweede valkuil bestaat er voor christenen in dat ze het visioen voor zich zelf gaan claimen, zoals eeuwen lang is gebeurd. En Joden, zo zegt men, die dat niet inzien, zijn verblind en hun wachten op de komst van de Messias, het messiaans rijk is vergeefs.
Het is interessant dat dit laatste in een document van de pauselijke Bijbelcommissie dat in 2001 is verschenen, uitdrukkelijk wordt tegengesproken (II A 5). De joodse verwachting van de Messias is niet vergeefs. En niet alleen dat: ze is ook voor christenen van belang. Ze kan voor hen een belangrijke prikkel zijn om niet te denken dat ze er al zijn, maar in verwachting te blijven leven.
Christenen en Joden op de uitkijk. Vol verwachting, maar ook geduldig, zoals de boer uit de tweede lezing uit de brief van Jakobus die wacht tot de regens van de winter en het voorjaar zijn gevallen.
Voor meer over de lezingen: zie Tijdschrift voor Verkondiging https://www.tijdschriftvoorverkondiging.org/wp-content/uploads/2018/05/3e-zondag-Advent-C-jaar-11-12-2022.pdf en https://www.joods-christelijke-dialoog.nl/index.php/tenach/166-jesaja-11-1-10.
Voor het document van de Pauselijke Bijbelcommissie zie https://stucom.nl/document/0108.pdf.
Gerard Rouwhorst is emeritus-hoogleraar liturgiewetenschap aan de Tilburg School of Catholic Theology en voorzitter van de Katholieke Raad voor het Jodendom