“Ik ben boos over het onrecht, het kwaad dat mensen elkaar aandoen”
Op 11 maart opent in Amsterdam het Nationaal Holocaustmuseum. Nóg een museum over de Jodenvervolging, voegt dat nou echt wat toe? Zonder twijfel, stelt Annemiek Gringold: “We willen de omvang, impact en complexiteit van de Holocaust laten zien en vooral: dichtbij brengen. Het is een geschiedenis die een ijkpunt is geworden voor wat we nooit meer willen. Dat mag geen meta-geschiedenisverhaal worden.”
Door: Elze Riemer
Een dag voor ons gesprek ben ik op bezoek bij mijn broer. Met dat ik mijn jas aantrek om te vertrekken vertel ik dat ik de volgende dag iemand ga interviewen over het Nationaal Holocaustmuseum dat binnenkort de deuren opent. Mijn neef van vijftien vraagt: “Wat is Holocaust?” Mijn mond valt een beetje open. Wanneer ik dit de volgende dag vertel aan Annemiek Gringold, die al vanaf het begin in 2005 betrokken is bij de totstandkoming van het museum, verbaast het haar niet. Ze geeft aan: “Kennis over de Holocaust neemt in onze hele samenleving af en dit geldt nog extra voor de jongere generaties. Niet voor niets investeren we veel in de ontwikkeling van allerlei onderwijsprogramma’s – voor de bovenbouw van het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Het museum biedt ruimte om per dag negen schoolklassen te ontvangen. Maar we zijn bijvoorbeeld ook bezig met het ontwikkelen van educatieve programma’s voor docenten.”
Het Nationaal Holocaustmuseum opent in de voormalige Hervormde Kweekschool aan de Amsterdamse Plantage Middenlaan, schuin tegenover de gerenoveerde gedenkplaats Hollandsche Schouwburg. Bezoekers komen in het museum te weten welke stappen leidden tot de massale moord en kunnen aan de overkant van de straat de slachtoffers op een historische locatie herdenken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er van die plek zo’n 46.000 Joden uit Nederland gedeporteerd. Het museum beslaat 600 vierkante meter en is gevuld met 2.500 voorwerpen, herontdekte foto’s en films, geluidsopnamen, documenten en installaties. De objecten komen uit tientallen museumcollecties uit binnen- en buitenland, of zijn recent geschonken door overlevenden en nabestaanden.
Er zijn al allerlei musea over de Tweede Wereldoorlog. Waarom nu ook een Nationaal Holocaust museum?
“Het is nu bijna tachtig jaar na de Tweede Wereldoorlog. Dit is het moment dat de laatste overlevenden nog met ons zijn maar die zullen ons ook langzaam ontvallen. Er is steeds minder kennis onder Nederlanders over de Holocaust, wat logisch is. Maar het is een geschiedenis die heel bepalend is geweest als het gaat om hoe we níet met elkaar willen omgaan. Dat hebben we ook plechtig beloofd met alle instellingen die er sindsdien zijn opgericht. Dat is de identiteit die we als samenleving hebben, maar de reden verdwijnt steeds meer op de achtergrond.
En ja, er zijn al veel musea over de Tweede Wereldoorlog. Maar daar wordt steeds maar een klein deel van die geschiedenis gepresenteerd, vaak in de context van de locatie waar het museum staat. Hierdoor kijk je als het ware door een koker naar de geschiedenis en zie je niet het grotere verhaal. Volgens ons is het grotere verhaal niet alleen de Jodenvervolging zoals die zich in Nederland heeft afgespeeld en wat dat met de Joden heeft gedaan, maar dat we die in de context plaatsen van de Joodse geschiedenis in dit land. Joden zijn al honderden jaren onderdeel van de Nederlandse samenleving, hebben daaraan bijgedragen en voor een deel vorm aan gegeven – de vervolging van Joden in de Tweede Wereldoorlog is een onderdeel van die Joodse continuïteit.”
Joodse continuïteit – wat bedoelt u daarmee en hoe krijgt dat vorm in het museum?
“Wat je in veel musea ziet is dat het narratief van de tentoonstelling het verhaal van de vervolgers is. Dat willen wij niet. We willen de bezoekers van het museum niet alleen Joden en Joodse geschiedenis presenteren in de context van vervolging – wat de nazi’s van hen maakten -, maar hen echt presenteren als volwaardige mensen met een leven voor de bezettingstijd en voor degene die het hebben overleefd met een leven na de bezettingstijd. Het is een integraal verhaal dat gaat over Joden uit heel Nederland, maar het is ook een integraal verhaal in die zin dat we een deel van de Joodse geschiedenis presenteren voorafgaand aan de Sjoa en daarna: de verwerking en omgang ervan in diezelfde samenleving door Joden en niet-Joden. Het Nationaal Holocaustmuseum is natuurlijk onderdeel van het Joods Cultureel Kwartier. Daarom zie je de Joodse identiteit van de betrokkenen als een rode draad door de tentoonstelling heenlopen. Dat wil zeggen dat we heel bewust hebben gekozen om naast meer gangbare voorwerpen ook echt Joodse objecten met een oorlogsverhaal te tonen. In die lijn hebben we bijvoorbeeld een zaal ingericht met persoonlijke objecten van zeventien verschillende mensen uit Nederland, objecten die iets zeggen over hoe die mensen zijn aangekomen in Westerbork of Vught. Zo hebben we een Mezouza, een deurpostkoker van een dame uit Zierikzee. En een Pentateuch van iemand uit Enschede. Het zijn objecten die de mensen in bewaring hebben gegeven voor hun gedwongen vertrek omdat het schijnbaar voor de mensen die gedeporteerd werden belangrijke objecten waren: het zegt iets over hun Joodse identiteit, over wat zij waardevol vonden.”
U bent al vanaf 2005 betrokken bij de totstandkoming van dit museum. Wat drijft u?
“Ook daarvoor was ik al bezig met de Sjoa. Ik ben vooral heel boos. Boos over het onrecht, het kwaad dat mensen elkaar aandoen. Daardoor heb ik de behoefte om dat voortdurend onder de aandacht te brengen: dat mensen dus hiertoe in staat zijn. Er zijn twee vragen die me blijven intrigeren en die me al jaren begeleiden. De eerste vraag gaat over de vervolgden, van wie alles is afgenomen. Ze zijn beroofd, vernederd, hun waardigheid is hun afgenomen, hun omgeving, hun gemeenschap, hun geliefden, familie, hun veiligheid, vertrouwen in de toekomst – en sommigen hebben dat allemaal overleefd. Beschadigd, maar vrijwel allemaal hebben ze de kracht gevonden om door te gaan. Ze zijn weer getrouwd, hebben weer liefgehad, ze hebben kinderen op de wereld gezet en toch weer vertrouwen gevonden om door te gaan. Dat vind ik ontiegelijk inspirerend, dat een mens zo veerkrachtig kan zijn na dergelijke verschrikkingen. De vraag die ik mezelf dan stel is: Als zij dat konden, ben ik daar dan ook toe in staat? Dat is een vraag waar ik veel hoop uit haal, misschien ben ik wel zo krachtig, zit dit in ons allemaal – die kracht. Tegelijkertijd is dit een geschiedenis waarbij zoveel gewone mensen zo begeesterd waren door een kwade ideologie dat zij niet meer de menselijkheid konden zien in de Joden die ze aankeken. Ze herkenden zichzelf niet meer in de Joden die ze massaal vervolgden en vermoordden. Ze waren zo overtuigd van hun eigen meerderwaardigheid, dat zij in staat waren tot een misdaad die geen precedent kent en die ongelofelijk bruut is geweest. Hier is een mens dus óók toe in staat. En dan is de vraag: Is dat mij ook niet vreemd? Zou ik onder bepaalde druk en omstandigheden ook in staat zijn tot zulke misdaden?”
Hoe vertaalt zich dat naar hoe het museum is vormgegeven?
“We hebben ervoor gekozen de vervolgden en vervolgers zo menselijk en herkenbaar mogelijk in beeld te brengen, zodat de geschiedenis echt dichtbij komt: het gaat om mensen zoals jij en ik. Zo maak je in het museum niet alleen kennis met vervolgde Joden en Roma, je maakt ook kennis met sommige daders. We hebben zo’n vijftig foto’s van hen in normale kleding en herkenbare dagelijkse, vriendelijke taferelen. Zoals bijvoorbeeld Hanns Albin Rauter, die de hoogste vertegenwoordiger van de SS in Nederland was. Hij was ook een vader; ik toon een beeld met twee dochters die blij naar hem opkijken. Hoe kon het zo massaal gebeuren, dat heel gewone mensen moordenaars werden? We laten zien wat voor sluipend mechanisme daar achter zit, en hoe ordelijk en georganiseerd de vervolging van Joden in Nederland verliep. Dat had ermee te maken dat het bezettingsregime in ons land alle stappen tot deportatie uitvaardigde door de rechtsstaat te ontmantelen en te vervangen met een rechtsstaat van de bezetting. Ze kwamen met verordeningen, instructies en regels en gebruikten daarvoor het ambtelijk logistiek apparaat in Nederland. Om een indruk te geven van de impact daarvan hebben we het museum behangen met ‘misdadenbehang’: behang van plint tot plafond volgeschreven met anti-Joodse maatregelen. Zo krijg je een fysieke beleving mee van hoe beklemmend het moet zijn geweest om compleet omgeven te worden met al die regels en verboden.
Het zijn allemaal stapjes, drempels die mensen over zijn gegaan, die uiteindelijk leiden tot de meest afschuwelijke massamoord die je je eigenlijk niet voor kunt stellen. Met het ophangen van een bord ‘Verboden voor Joden’ ben je nog niet verantwoordelijk voor de moord van Joden in gaskamers. En toch is het met die kleine regeltjes wél begonnen.
Ik heb een citaat in de tentoonstelling opgenomen van een inspirerende verzetsvrouw, Willy Westerweel. Zij hielp eraan mee dat uiteindelijk honderden Joden konden worden gered. Ze kwam in Vught terecht en later in Ravensbrück, overleefde het en verklaarde na de oorlog dat verzet plegen niet iets is wat je van de ene op de andere dag doet. Verzet begint met het weigeren van het zetten van dat eerste kleine stapje dat onrechtvaardig is. Dat is me altijd bijgebleven. Je staat niet op een ochtend op en zegt: ik ga nu zeshonderd Joden redden. Dat begint veel eerder, bij het jezelf afvragen: Waar sta ik voor? Wat vind ik recht en onrecht en wat ben ik bereid te doen?”
In hoeverre wil het museum waarschuwen voor hedendaagse vormen van antisemitisme en racisme?
“Antisemitisme is iets van alle tijden en kent vele dimensies. We geven voorbeelden van hoe dat eruit zag in het Nederland van voor de oorlog, tijdens de bezetting, maar ook na de oorlog. Deze uitingen zijn integraal onderdeel van de presentatie. Beelden van hedendaags antisemitisme krijgen ook een plek, via een digitale drager die we steeds kunnen actualiseren. De komende weken moet ik een besluit nemen welke hedendaagse uitingen van antisemitisme ik daarin zal opnemen. Helaas is het zo dat die uitingen elkaar tegenwoordig snel opvolgen, dus dat besluit schuif ik zo dicht mogelijk naar de opening toe. Er zullen ook educatieve programma’s komen over antisemitisme, waarbij de historische situatie naast de huidige situatie wordt gelegd. In eerste instantie dachten we qua doelgroep vooral aan docenten, maar dit kunnen we ook uitbreiden. We hebben drie ateliers tot onze beschikking die we voor allerlei educatieve programma’s kunnen gebruiken.”
Besteedt het museum aandacht aan de religieuze dimensie van de Holocaust?
“Dat komt aan bod daar waar het raakt aan dat menselijke, daar waar het invloed had op mensen hun identiteit en drijfveren. Zo zijn sommige vormen van antisemitisme christelijk gekleurd. Maar dat geldt ook voor activiteiten van verzetsstrijders. We hebben experts gevraagd een kort fragment in te spreken aan de hand van vragen die we in het museum presenteren. Een wetenschapper die al jarenlang onderzoek doet naar onderduik vroegen we iets te vertellen over de motivatie van onderduikgevers. Die blijkt divers, maar ze vertelt ook dat voor een deel van hen het christelijke principe van naastenliefde een belangrijke rol speelt. Maar religie is in die zin geen rode draad in de tentoonstelling. Waar het ons om gaat is de omvang, impact en complexiteit van de Holocaust te laten zien en vooral: dichtbij te brengen. Het is een geschiedenis die zoveel naschokken heeft gegeven in de naoorlogse samenleving in Nederland, die zoveel heeft bijgedragen aan de inrichting van de nationale rechtsorde en die een ijkpunt is geworden voor wat we nooit meer willen. Het is een breekpunt in onze moderne geschiedenis die voor een groot deel het morele kompas in onze samenleving bepaalt. Dat mag geen meta-geschiedenisverhaal worden. Uiteindelijk gaat het over mensen zoals jij en ik, en de vraag: waar sta ik?”
Hoe wilt u dat de bezoeker de deur uitstapt?
“Wat ik graag zou willen is dat het museumbezoek doortrilt bij de bezoeker, dat hij of zij zich realiseert: dit is een stuk van míjn geschiedenis, dit is gebeurd op de wereld waarop ik woon en wij als mensen zijn verantwoordelijk voor dit soort gebeurtenissen – ik heb me hiertoe te verhouden. Ik hoop dat onze bezoekers gaan reflecteren op de kleine stapjes die zij bereid zijn te zetten. We gaan dagelijks schoolgroepen ontvangen, en ik hoop dat die kinderen ’s avonds aan tafel erover vertellen omdat er iets is geweest waar ze over na blijven denken.”
___
Het Nationaal Holocaustmuseum in Amsterdam opent op 11 maart 2024 voor publiek. Het is het eerste en enige museum dat de geschiedenis van de Jodenvervolging in heel Nederland vertelt. Voor meer info over o.a. openingstijden en entree: zie www.jck.nl.
___
Annemiek Gringold (1966) leidt de inrichting van het Nationaal Holocaustmuseum en is curator Sjoa bij het Joods Cultureel Kwartier in Amsterdam. Ze heeft een ruime ervaring op museaal gebied, in cultureel erfgoed en in het veld van oorlogsgetroffenen. Gringold heeft meerdere nevenfuncties op haar vakgebied.
Foto’s: JCK