Antizionisme als verlossingsleer
De aanhoudende demonstraties aan de Nederlandse universiteiten tonen een vasthoudendheid die de bestuurlijke knieën behoorlijk beproeft. Zal men van bestuurswege wel of niet instemmen met het al jaren door de BDS-beweging bepleite opheffen van samenwerking met Israëlische universiteiten en academische instellingen?
Door: Eric Ottenheijm | Foto: Pixabay
Jaren geleden riep ik mijn studenten op zich te laten horen in de verstikkende neoliberale en competitieve omgeving waarin zij moesten leven en studeren. Nu protesteren ze met een deel van de universitaire staf en voel ik me genoodzaakt een tegenstem te laten horen. Maar dit is geen autobiografische ironie, ik vrees dat de protesten een dieper sentiment blootleggen dat nu weinig of geen weerwoord krijgt. Men roept leuzen als: ‘Students Intifadah’ (tegen wie?); ‘liberated zones’ staat op borden in ‘bevrijde’ (waarvan?) universitaire ruimtes. En: “Zionists not wanted”, zo krijgen Joodse studenten te horen. Zionisme is een vogelvrije term geworden. Ik hoor niet-Joodse studenten om me heen die deelnemen aan deze acties soms waarschuwen tegen antisemitisme, maar zionisme is een vogelvrije term geworden.
Wat is hier aan de hand?
Dat studenten en collegae daarbij ontzet zijn door het zware geweld in Gaza snap ik, en zowel de politieke als militaire context waarin dit plaatsvindt, baart ook mij grote zorgen, zorgen die ik teruglees in Haaretz of bij Thomas Friedman in de New York Times. Maar ik ken geen ander land ter wereld waar politieke kritiek of zelfs kritiek op een politiek regime gepaard gaat met een theoretisch onderbouwde ontkenning van haar bestaansrecht. In dit geval met post-koloniale kritiek in de hand: Israel verschijnt daarin als koloniaal project, en de pogrom van 7 oktober als dekolonisatie.
Identiteit en gevoelde achterstand
De protesten ventileren ook een gevoel niet gehoord te worden en, sinds corona, het verminderde vertrouwen in overheid, universiteit, en samenleving. De Amerikaanse ‘culture wars’ met hun nadruk op identiteit spiegelen zich hierin eveneens, tot op zekere hoogte. Geen toeval dat het woord ‘hypocrisie’ veelvuldig valt bij reacties op de politiek van universiteiten of van Den Haag.
Zeker, postkoloniale kritiek is een bittere noodzaak in het licht van transgenerationeel trauma dat wortelt in racisme, koloniale overheersing en een slavernijverleden. We zijn nog maar amper in een spiegel aan het kijken waarin de grondslag van onze welvaart mede is gelegd door eeuwen van slavenarbeid. Maar in samenhang met vermeende gevoelens van achterstelling en identiteit verschijnt de theorie nu als een verlossingsleer, en het zionisme als een obstakel in haar claim op waarheid. Ik vrees dat het antisemitisme dat met deze protesten gepaard gaat dan ook uiting geeft aan een dieper liggende connectie: Joden en zionisme verschijnen als object van opvattingen over macht, rechtvaardigheid, identiteit, en (hoe ironisch) inclusiviteit. Die manier van denken spitst zich met name toe op het onderscheid tussen antizionisme en antisemitisme.
Antisemitisme als variant van racisme?
Hoogleraar sociale en politieke filosofie aan de UvA (NRC 12 april) betoogt terecht dat bij rechts-populistische partijen de term ‘antisemitisme’ een anti-islam agenda maskeert. En dat een opgerekte definitie van antisemitisme kritiek op de politiek van Israël bij voorbaat criminaliseert.
[Yolande Jansen: (naast Palestijnen): “Ook Joden zijn de dupe van de suggestie dat hun belangen tegenover die van de Palestijnen staan, zoals steevast gebeurt in de ‘rechtse antisemitismebestrijding’. Joden worden hiermee ongevraagd tot vertegenwoordigers van het Israëlische onrecht gemaakt.”]
Zeker, er zijn anti-zionistische Joden, zowel vanuit religieuze als seculiere motieven. Maar wanneer dat onderscheid bepleit wordt uit de mond van niet-Joodse intellectuelen of politici ontstaat er kortsluiting: de identiteit wordt nu van buitenaf bepaald of opgelegd. Bovendien, antisemitisme zien als variant van racisme, zoals Jansen voorstelt, schiet hopeloos tekort. Een zelfde denkfout maken wel meer auteurs ter linkerzijde die islamofobie scharen onder een zelfde categorie als antisemitisme, en zionisme daarbij framen als een politieke ideologie. Meer Jansen’s denkmodel waarin antisemitisme functioneel ondergeschikt wordt gemaakt aan koloniaal racisme doet me denken aan de neomarxistische theorie die antisemitisme zag als uitwas van de klassenstrijd, een hopeloze exercitie zo bleek al snel. In het licht van de geschiedenis van antisemitisme zijn beide posities onhoudbaar.
Raciale theorieën
Met raciale theorieën in het midden van de negentiende eeuw kreeg de door christendom en volksmythologie gecultiveerde weerzin jegens Joden en jodendom een pseudowetenschappelijk gezicht, en daarin inderdaad parallel aan modern racisme. Maar de wortels van haar stereotypen en beelden reiken dieper en gaan terug op Middeleeuwen en de Laat Antieke Oudheid. Zo werden Joden vanaf de Oudheid beschuldigd van ‘haat jegens de mensheid’: de trope odium humani generis, Tacitus, door hem aangewend tegen zowel joden als christenen, wordt moeiteloos overgenomen door christelijke auteurs in hun oordeel over jodendom. Dat geldt ook de al bij de Egyptenaren en Grieken voorkomende beschuldigingen van kindermoord. Hun doorwerking is merkbaar bij reacties op de huidige oorlog, ze schemeren door in beschuldigingen of emotionele percepties dat die haat de motivatie zou zijn van de militaire acties van Israël. Let wel: een kritiek op proportionaliteit verlaat de redelijkheid waar ze intentionaliteit toeschrijft die niet alleen kan worden aangetoond maar die het bovendien dit antisemitische repertoire reactiveert. Het infame bloedsprookje dat Joden laat parasiteren op bloed en dat teruggaat op Antieke Oudheid en middeleeuwen, blijkt in de huidige perceptie van het menselijke lijden in Gaza een krachtiger invloed uit te oefenen dan ik had gedacht. Nu zijn het niet allereerst Joden, maar ‘Zionisten’.
Object van religieus en politiek denken
De opvatting dat antizionisme geen antisemitisme kan zijn berust op een misvatting van de structuur van antisemitisme. Antisemitisme is een manier van denken die Joden en jodendom functioneel laat zijn in eigen opvattingen zonder Joden als subject van hun eigen identiteit waar te kunnen of willen nemen. Dat eeuwenoude antisemitisme is diep ingebed in de denkstructuur van het westen, zoals de Princeton historicus David Nirenberg liet zien in zijn Antijudaïsm. The Western Tradition (2013). Bijbelse tradities maar ook opvattingen over Joden en hun politieke existentie reiken, zo toont hij aan, het denkraster aan voor een politieke theorie van de Kerkvaders, middeleeuwse filosofen, maar ook van Verlichtingsdenkers en moderne wetenschappers. Joden verschijnen hierin als de eeuwige ‘ander’, als modus én als object van religieus en politiek denken, of ze nu wel of niet fysiek present zijn. Jodendom is immers, zo wil de diepere structuur van deze tropen, zowel de voortbrenger van de Messias als diens vermeende moordenaar. Zo’n diep verankerd script gaat terug tot de christelijke Kerkvaders, maar is ook zichtbaar is bij Verlichtingsdenkers als Voltaire of Kant.
De negentiende eeuwse natiestaten namen deze ambivalente houding over en bleven Joden marginaliseren. Joden werden als vreemd gezien aan de Europese ‘rassen ‘, ongexchikt voor de Europese cultuur door ofwel een hoge mate van materialisme, of juist (tegenovergestelde posities verraden de verraderlijke fluïditeit van het functioneel denken) als te geestelijk, abstract en universeel, kortom, als niet geworteld. Joden bedreigden in deze waarneming het onkruid in een aangeharkt tuintje, de verstoring van een imaginaire nationale, raciale, en politiek-culturele eenheid, zo liet Zygmunt Bauman zien in zijn klassieke studie over de moderne achtergronden van de Holocaust (Modernity and the Holocaust, 1989). Politiek zionisme reageerde op dit endemisch antisemitisme door politieke emancipatie te articuleren als nationale aspiratie. Dat lag geheel in lijn met de gangbare nationalistische gedachte in die tijd, en de brille van Hertzl lag in zijn politieke vertolking van dat streven: Joden dienden de steun te krijgen van een politieke grootmacht wilde haar streven naar nationale zelfbeschikking kans van slagen hebben. Nationale politici zagen in dat zionisme soms zelfs een mogelijkheid om van ‘hun’ Joden af te komen. Het zou uiteindelijk tot 1947 duren voor de internationale gemeenschap instemde met een delingsplan (resolutie 181) dat aan de basis lag van de huidige staat Israël.
Van Augustinus tot Spinoza: Joden als historische kracht zijn voorbij
Zionisme past echter al langer niet in politieke theologieën. Augustinus (vierde eeuw) maar zelfs Spinoza zag het verlies van de Joodse politeia (jaar zeventig in de gebruikelijke jaartelling), als bewijs dat jodendom als historische kracht passé was. In deze politieke theorie was Jodendom vervangen door christendom of door de islam of door de Verlichting. Soms lijkt het alsof het zionisme nu die rol vervult in de postkoloniale kritische theorie van de moderne natiestaat.
Functionele rol
Religie blijft overigens een rol spelen in deze politieke theorie. HaAretz onthulde recentelijk de apocalyptische leer achter de politieke agenda van Hamas: de herverdeling van het land die ten grondslag lag aan de pogrom van 7 oktober. Dat God zelf zou ingrijpen was een religieus retorische legitimatie om het nu te doen. En Amerikaanse Evangelicals zien de staat Israël louter als opmaat tot de wederkomst van Jezus. Deze opvattingen of ze nu christen-zionistisch, socialistisch of antikoloniaal gekleurd zijn, onderbouwen allemaal een utopisch of dystopisch wereldbeeld waarin Joden een functionele rol vervullen. En nu geldt dat het ideaalbeeld van een gedekoloniseerde wereld: zionisme als haatterm spiegelt zo de onvrede met een Europees of Amerikaans racistisch nationalisme of met koloniale schuld.
Joden weigeren script te volgen
Israël is echter evenmin een koloniaal product, al wortelen utopische, politieke en sociale ideeën van bijvoorbeeld Theodor Herzl in opvattingen van de negentiende eeuw die een koloniale blik verraden, zoals Herzl specialist Derek Penslar heeft aangetoond. Maar dat is zeker niet uniek voor Israël. Wie met de maatstaf van koloniale politiek natievorming in Europa of elders analyseert, ontwaart die zelfs in Nederland (ik ben Limburger en kan daarover meepraten) en Frankrijk, om maar twee voorbeelden te noemen. Israël is echter evenmin een koloniaal product als Nederland of Frankrijk, al is haar wordingsgeschiedenis niet los te zien van koloniale politiek van Europese grootmachten. Maar dat gaat evenzeer op voor andere staten in het Midden Oosten en Afrika. De politieke essentie van zionisme is dan ook hierin gelegen: Joden weigeren sinds 1948 het script dat hen door anderen wordt aangereikt, of men dat nu leuk vindt of niet. Yeshaya Leibowitz zei ooit, gevraagd naar de betekenis van de Joodse staat: ‘because we are being fed up ruled by the goyim’. Daarin schuilt een politieke uitdaging voor ieder die Joden en jodendom wil inzetten in het eigen denken, of dat nu christenen, moslims of post-koloniale intellectuelen zijn.
Politisering van antisemitisme
En daarmee zijn we terug bij de hedendaagse protesten. Door consequent 7 oktober niet te noemen in haar petities bevestigt de protestbeweging haar eigen politisering van antisemitisme. Het in één adem identificeren van Zionisme met koloniaal racisme beweegt zich zo in een oude traditie van antijudaisme. En antizionisme is daarmee wel degelijk een vorm van antisemitisme, misschien niet in haar raciale gestalte, maar wel in politieke zin. Voor de negatieve effecten daarvan hoeven we geen illusies te koesteren. Joden in Nederland, waaronder ook studenten van mijn Universiteit, ervaren de gevolgen van dit nieuwe antisemitisme op school, werk, op straat of in de kroeg.
Tenslotte, Hamas vieren als verzetsbeweging, incluis het overnemen van symbolen en leuzen, getuigt niet alleen van volstrekt onbegrip van haar religieus-politieke ideologie maar getuigt ook van cynisme ten aanzien van de Palestijnen zelf. Men vergeet daarbij gemakshalve de eigen beleden inclusiviteit: jammer voor lhbtq+, vrouwen en vrijdenkers in Gaza. Als studenten zouden protesteren tegen deze ideologische dehumanisering, waarin Palestijnen net zo goed als Joden instrumenten zijn van een eigen agenda, voeg ik me graag bij hen. Maar ik vrees dat dat voorlopig niet zal gebeuren. En met welke respons de Universitaire bestuurderen zullen komen op de protesten, die vraag blijft nog even hangen.
Eric Ottenheijm is Universitair Hoofddocent Joodse Studies en Bijbelwetenschappen, Universiteit Utrecht.