Geplaatst op 23 maart 2020

‘De Pest’ en de Toeschouwer

In dit artikel zal ik een interpretatie geven van Albert Camus’ roman La Peste als een uiteenzetting van de positie van de ‘toeschouwer’ ten tijde van de Holocaust. Camus groeide op in de Franse kolonie Algerije, maar tijdens de nazibezetting verbleef hij in Frankrijk. Nadat een poging om te vluchten mislukte, sloot hij  zich aan bij het Franse verzet. Kort na de Tweede Wereldoorlog, in 1947, publiceerde hij zijn roman La Peste (De Pest).

Door: Jinne ter Weele

In De Pest wordt de Algerijnse stad Oran getroffen door een uitbraak van de pest. De stad leeft in quarantaine en talloze inwoners sterven aan de ziekte. De hoofdpersonen van de roman proberen allen te bedenken wat de pest voor hen betekent en wat hun rol is in de bestrijding van dit kwaad. Daarbij nemen ze verschillende posities in: afwachten, actie ondernemen om het probleem in te dammen, proberen de stad te ontvluchten, profiteren van de noodsituatie door goederen en mensen de stad in en uit te smokkelen. De roman kan hiermee gelezen worden als een analogie van het leven onder de nazi-bezetting. Camus legt het morele zwaartepunt echter niet bij de bezetters of de slachtoffers, maar bij de gewone burger.

De rol van veel van de personages is die van de burger die leeft in tijden van nood, maar zichzelf vooral als buitenstaander beschouwt. Naarmate de epidemie heviger wordt komen de hoofdpersonen echter voor de vraag te staan of toekijken wel voldoende is en of ze door niets te doen het probleem niet erger maken. Camus laat ons zien dat de neutrale toeschouwer in tijden van massamoord en onderdrukking eigenlijk niet bestaat. Ieder individu worstelt met zijn plaats in het geheel van gebeurtenissen en met de vraag of deze situatie zo uitzonderlijk is dat regels gebroken dienen te worden, en door wie dan. De zieken, de mensen die lijden aan de pest, zijn niet langer in staat om deze keuze te maken, en dus is het aan de mensen die gezond zijn om over hun lot te beslissen. Dat is wat La Peste zo’n indringend boek maakt: het laat zien dat onschuldige burgers wel degelijk voor persoonlijke, morele keuzes staan die de levens van anderen kunnen bepalen. Als de ziekte een metafoor voor het fascisme is, zijn de pestlijders de slachtoffers. De gezonde mensen vertegenwoordigen de burgermaatschappij. De pest is niet de schuld van alle burgers, net zomin als het geweld van het nazisme dat is. Maar niet handelen is vergelijkbaar met het laten woekeren van de pest, en dus is het onschuldige individu niet zonder verantwoordelijkheid.

Camus is een van de schrijvers die door middel van fictie het gevoel dat overweldigende en traumatische gebeurtenissen als de Holocaust en de Tweede Wereldoorlog oproepen proberen te vatten en te benoemen. Camus realiseert zich dat het niet genoeg is om een onderscheid te maken tussen nazi’s en beoogde slachtoffers: de meeste mensen, waaronder hijzelf, waren geen van beide. De meesten zagen het gebeuren en besloten niet, of in meer of in mindere mate te reageren. De Pest roept indringende vragen op: Had men meer kunnen doen om het kwaad in te dammen, is er te laat actie ondernomen, hadden levens gered kunnen worden? Achteraf is het gemakkelijk om het verzet tegen de plaag te zien als ‘het goede,’ maar het boek biedt ook het beeld van de angst en onzekerheid van de bestrijders van de ziekte tijdens de crisis zelf. Zo is ook de rol van de ‘toeschouwer’ ingewikkeld omdat de afstand tussen toeschouwer en gebeurtenis eigenlijk niet bestaat.

Leven ten tijde van de Holocaust was voor iedereen uitzonderlijk, ook voor de toeschouwers. Als de pest besluit om jou als individu over te slaan, betekent dat niet dat je niets van doen hebt met de chaos die de pest elders aanricht. De pest, als metafoor voor het nazisme, bepaalt wie er wel en niet ‘ziek’ is. Dit maakt van de niet-zieke op zich geen buitenstaander. Het zegt alleen dat hij in de ogen van de pest zelf ‘ongevaarlijk’ is, ‘neutraal’. Het accepteren van deze neutraliteit betekent echter het accepteren van onderscheid tussen ‘zieke’ en ‘niet-zieke’ en daarmee het accepteren van het onderscheid tussen slachtoffer en buitenstaander. Door het accepteren van de rol van buitenstaander conformeer je je aan de categorisering van de maatschappij die de pest probeert op te leggen, en dus aan de ideeën van het fascisme en nazisme. ‘Wie zwijgt stemt toe’ vormt de troefkaart waarmee het kwaad zichzelf legitimeert. Zie bijvoorbeeld de volgende dialoog tussen de journalist Rambert en dokter Rieux, de belangrijkste personen in de roman:

“Laten we erin berusten, dokter. Wacht tot we weer kunnen liefhebben en als dat niet mogelijk is, werkelijk, laten we dan de algemene bevrijding afwachten zonder voor held te spelen. Wat mij betreft, ik ga niet verder dan dat.”

“Je hebt gelijk, Rambert, absoluut gelijk en voor niets ter wereld zou ik je willen afhouden van wat je gaat doen en wat me billijk en juist lijkt. Maar toch moet ik je een ding zeggen: dit alles heeft met heldenmoed niets te maken. Het gaat hier om fatsoen.”

(De Pest. De Bezige Bij, Amsterdam, 1973. vert. Willy Corsari, p. 120)

De vraag wat ‘goed’ of ‘fatsoenlijk’ handelen in tijden van crisis inhoudt moest na de sjoa opnieuw gesteld worden. Velen die zichzelf zagen als fatsoenlijke mensen bleken bewust of onbewust de ruimte te hebben gegeven aan onbeschrijflijke wreedheden. Uiteraard zijn deze mensen niet verantwoordelijk geweest voor de wreedheden, maar de vraag is wel of een persoon of maatschappij nog fatsoenlijk kan zijn als zulke gebeurtenissen onder haar eigen mensen hebben plaatsgehad. In het citaat suggereert Rambert dat een mens niets anders kan doen dan wachten, in de hoop zichzelf te redden. In het antwoord van dokter Rieux klinkt door hoe belangrijk het is toch te proberen te handelen, ook al is het probleem ongrijpbaar en overweldigend. Camus geeft hier geen oordeel over goed of kwaad, er zijn in deze roman geen echte helden of kwaadwilligen te vinden die de lezer kunnen helpen bij het kiezen van een moreel standpunt. Camus laat de lezer slechts voelen dat er een keuze is die ieder persoon moet maken en dat zelfs de keuze om niet te kiezen ertoe doet.

Jinne ter Weele studeerde Filosofie en Literatuur en hoopt komend jaar haar master Comparative Literature (UvA) af te ronden.


  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.