Geplaatst op 14 mei 2020

De eerste lezing: 21 mei 2020

21 mei, Hemelvaart van de Heer, jaar A
Lezingen: Hand. 1,1-11; Ps. 47; Ef. 1,17-23; Mat. 28,16-22

Door: Tineke de Lange

In de lezing uit Handelingen krijgen de leerlingen de opdracht om te gaan getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria en tot het einde der aarde (Hand. 1,6). Geen willekeurige volgorde: de God van Israël, wiens heiligdom in Jeruzalem staat, is de God van heel de wereld en al haar bewoners.

In Psalm 47 wordt God daarom niet alleen bezongen als de koning van Israël (v. 7), maar nog meer, driemaal zelfs, als ‘koning van heel de aarde’ (vv. 3.8.9). Hij is de ‘trots van Jakob’ (v. 5), die het volk Israël het land gaf, en de ‘God van Abraham’ (v. 10), die Abraham maakte tot ‘vader van vele volkeren’ (Gen. 17,5).

Israël en de volkeren staan volgens deze Psalm en volgens Handelingen dus niet los van elkaar. Christenen en Joden zouden daarom geen vreemden voor elkaar moeten zijn. Gelukkig wordt dit inzicht in onze kerk steeds meer gedeeld. Alle reden dus om Psalm 47 vandaag luid te laten klinken.

Voor meer achtergronden bij de lezingen van vandaag: zie Tijdschrift voor Verkondiging 2020-92 Aflevering 3.
___

Voor een overzicht van alle artikelen in het kader van ‘De eerste lezing’: klik hier.

Tineke de Lange is oudtestamentica en beleidsmedewerker van de Katholieke Raad voor het Jodendom.


  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.