De eerste lezing: zondag 5 juli 2020
Zondag 5 juli 14e zondag door het jaar A
Lezingen: Zach. 9,9-10; Ps. 145; Rom. 8,9.11-13; Mat. 11,25-30
Door: Tineke de Lange
De lofprijzing in Zach. 9,9-10 vormt de verbinding tussen een schets van het – ideale – grondgebied van Israël (9,1-8) en het herstel van het volk (9,11-17) na het trauma van de ballingschap.
Jeruzalem kan feest vieren vanwege de komst van een koninklijke bevrijder (v. 9). Anders dan soms gedacht wordt, toont juist het feit dat deze koning op een ezel rijdt zijn koninklijke waardigheid (vgl. zie Gen. 49,11; Recht. 5,10 en 10,4; 1 Kon. 1,33.38). Hij combineert gerechtigheid – de eigenschap die elke koning van Israël zou moeten hebben maar die nogal wat van hen misten – met nederigheid, een ideaal waaraan de meeste koningen evenmin voldeden. In vers 10a kondigt God het einde aan van de paarden en strijdwagens, de militaire machinerie die de vroegere koningen van Israël ontwikkeld hadden en waartegen de profeten herhaaldelijk protesteren (Jes. 2,6-9; 30,16; Hos. 14,4; Mich. 5,9). Paarden horen bij Egypte, niet bij Israël (Deut. 17,16)! De messiaanse vorst is een vredesvorst, geen man van strijdwagens en zwaarden. Door gerechtigheid, niet door wapentuig, brengt hij Gods vrede over heel de wereld.
Zie voor verdere toelichting op de lezingen: Tijdschrift voor Verkondiging nummer 4, 92ste jaargang 2020, juli/augustus.
Tineke de Lange is oudtestamentica en beleidsmedewerker van de Katholieke Raad voor het Jodendom.