De eerste lezing: zondag 1 december 2019
1e zondag van de advent Jes 2, 1-5; Ps 122 (121), 1-2, 3-4a, 4b-5, 6-7, 8-9; Rom 13, 11-14; Mt 24, 37-44
De antwoordpsalm verbindt deze eerste zondag van het nieuwe liturgische jaar A met de laatste zondag van het jaar C. Hij volgt op het ‘visioen van vrede’ uit Jesaja. “God zal ons zijn wegen wijzen en wij zullen zijn paden bewandelen”. Ook christenen gaan de drempel over en zingen: “Hoe blij was ik, toen men mij riep: wij trekken naar Gods huis”. Als pelgrim worden allen uitgenodigd om te wandelen in Gods licht.
Op deze eerste zondag van de advent klinkt de oproep om waakzaam te zijn, om te ‘herderen’ over andere mensen, om ervoor te zorgen dat de Mensenzoon kan komen. De gelijkenis van de huisheer en de ‘dief in de nacht’ roept op om alert te zijn omdat niemand weet op welk uur de mensenzoon komt. Wees waakzaam en voorbereid, want “iedere seconde is een poort waardoor de Messias kan binnentreden”.
Zie verder: https://parabelproject.nl/over-de-vijgenboom-en-de-dief-in-de-nacht/.
In de eucharistieviering van de zondag wordt eerst gelezen uit de Joodse Bijbel. Deze ‘eerste’ lezing wordt gevolgd door een psalm of lofzang, die hier goed bij past. Samen vormen zij een eenheid en ze worden gerekend tot het gemeenschappelijke bezit van joden én christenen. Wat leert de eerste lezing ons in relatie tot het evangelie?