Geplaatst op 1 juli 2019

De kracht van parabels

Welke passages uit het Nieuwe Testament spreken het meest tot de verbeelding? Welke verhalen herinneren mensen die ooit een christelijke opvoeding hebben gehad maar met de kerk hebben gebroken of ervan vervreemd zijn geraakt, zich het langst? En aan welke passages bewaren zij vooral positieve en geen negatieve herinneringen? Het zal van persoon tot persoon verschillen, maar ik durf te wedden dat de parabels hoog zullen scoren. De barmhartige Samaritaan. De parabel over de vader en de twee zonen (beter bekend als de parabel van de verloren zoon). De werkers van het elfde uur die evenveel loon krijgen als degenen die de hele dag hebben gezwoegd. Ze fascineren zowel kerkelijke als onkerkelijke mensen, gelovigen, ongelovigen en agnostici.

Door: Gerard Rouwhorst

Wat veel christenen zich waarschijnlijk niet zullen realiseren, is dat parabels niet alleen in het Nieuwe Testament voorkomen, maar ook in joodse bronnen. Volgens een grove schatting komen wij in rabbijnse teksten zo’n vijfhonderd parabels tegen. De overeenkomst met de nieuwtestamentische parabels is overduidelijk.

Dat was voor een groep onderzoekers van de Universiteit van Utrecht (Eric Ottenheijm), de Protestantse Theologische Universiteit (Annette Merz) en de Tilburg School of Catholic Theology (Marcel Poorthuis) aanleiding om hier een onderzoeksproject aan te wijden dat in 2014 officieel is gestart en werd gesubsidieerd door de NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek).

In de laatste week van juni (24 juni tot en met 26 juni) werd het project voorlopig afgesloten met een internationaal congres in Utrecht waaraan naast Nederlandse ook buitenlandse – vooral Duitse en Israëlische – onderzoekers deelnamen. Zoals gebruikelijk is tijdens congressen werden er – soms ingewikkelde – theoretische discussies gevoerd over begrippen, bronnen, Hebreeuwse en Griekse teksten. Onmogelijk om het allemaal samen te vatten. Ik beperk mij tot een paar algemene impressies.

Allereerst: parabels komen niet alleen voor in het christendom en in het jodendom. Ze maken deel uit van een bredere verhaal- en vertelcultuur die in de Oudheid bestond. Er werd – het zal menigeen verrassen – een paar keer gewezen op overeenkomsten met de ‘fabels’ van Aesopus waarin dieren de hoofdfiguren zijn (overigens waren ook de grote Joodse geleerde David Flusser de overeenkomsten met die fabels al opgevallen). Met andere woorden: zowel Jezus als de rabbijnen maakten gebruik van de verhaaltradities, de communicatievormen van hun tijd, al deden ze dat natuurlijk op hun eigen manier.

Een van de redenen waarom parabels zo aanspreken is dat ze de link leggen tussen Bijbelpassages en scènes uit het leven van alledag. Tegelijkertijd gebeuren er verrassende dingen die je in het gewone leven niet verwacht. De vader die een groot feest aanricht voor zijn zoon die op het verkeerde pad is geraakt. De arbeiders in de wijngaard die allemaal hetzelfde loon krijgen, of ze nu veel of weinig uren hebben gemaakt. Is het niet juist die combinatie van alledaags en verrassend die parabels zo boeiend maakt?

Het is ten slotte opvallend dat men in de joodse traditie altijd is doorgegaan met het vertellen van nieuwe parabels en men zich in de christelijke traditie vooral is gaan beperken tot het uitleggen van de parabels van Jezus. Wat is de verklaring daarvoor? Had men misschien angst voor fictie, voor verhalen die niet ‘echt gebeurd’ zijn? Hoe dan ook, is het misschien een idee om de draad weer eens op te pakken?

Wie graag meer wil weten over dit boeiende project en de voortgang ervan – er worden plannen gemaakt voor een follow-up (!) – en wie op zoek is naar  parabels die hij/zij nog niet kende, kan terecht op https://parabelproject.nl/het-team-2/

Gerard Rouwhorst is voorzitter van de Katholieke Raad voor het Jodendom


  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.