“De vraag naar het bestaan van God staat niet centraal” – gesprek met rabbijn Joram Rookmaaker
“Ik wil vernieuwend zijn, met volledig respect voor de traditie. Die traditie is zó gelaagd, dat er in mijn ogen weinig radicaal anders moet, maar wat ik wel wil is een verbinding leggen tussen de traditie en de moderne tijd.” Rabbijn Joram Rookmaaker zet zich in voor “een positief en krachtig Nederlands jodendom”.
Door: Kees Posthumus
Als jongen van zes wilde hij al Hebreeuws leren en op zijn dertiende vulde hij bij een beroepskeuzetest ‘rabbijn’ in. Maar het zou nog even duren eer het zover was. Twee jaar geleden studeerde Joram Rookmaaker (1971) af als rabbijn. Sindsdien werkt hij als joods geestelijk verzorger binnen de krijgsmacht. Begin dit jaar werd hij bovendien aangesteld tot tweede rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente (LJG) in Amsterdam.
Onze afspraak valt een week na Simchat Tora (Vreugde der Wet), het laatste feest in een reeks die de ‘Hoge Feestdagen’ wordt genoemd. Die periode begint met Rosj Hasjana (Nieuwjaar), waarna onder andere Jom Kipoer (Grote Verzoendag) en Soekot (Loofhutten) volgen.
Drukke weken voor een rabbijn?
“Het leven van een rabbijn houdt meer in dan het leiden van diensten, maar in de periode van de Hoge Feestdagen vraagt dat veel aandacht. Op Rosj Hasjana zijn er diverse diensten en alleen al op Jom Kipoer heb je van tien uur ’s ochtends tot kwart voor acht ‘s avonds diensten.
In de joodse context worden de diensten grotendeels geleid door een voorzanger, de chazzan, die grote delen van de dienst zegt of zingt. De rabbijn geeft inhoudelijk vorm aan een aantal onderdelen in de dienst. Hij of zij – de laatste alleen in liberale gemeenten – houdt onder andere een drasja, een uitleg bij de teksten van die week. Daarnaast zijn er de feesten in huiselijke kring. Er zijn maaltijden, er worden gasten uitgenodigd. In die periode gaan de andere gebeurtenissen binnen de levenscyclus gewoon door. De Liberaal Joodse Gemeente in Amsterdam telt tweeduizend mensen, van jong tot oud. Daar worden kinderen geboren, wordt getrouwd, is er ziekte, sterven mensen, wordt er gerouwd. Op bepaalde momenten tijdens de feesten geldt een werkverbod en daarnaast zijn er de reguliere diensten op sjabbat. Samengevat: dat is een intensieve tijd.”
Waarom wilde u rabbijn worden?
“Ik wil mijn verantwoordelijkheid nemen in de voortzetting van het Nederlandse jodendom, dat hier al vierhonderd jaar bestaat en ongelooflijk breed geschakeerd is. Dat jodendom heeft een bewogen geschiedenis en speelde een belangrijke rol in de Nederlandse samenleving, maar is helaas door de Shoah enorm beschadigd.
Ik wil ook, beïnvloed door mijn achtergrond in relatie tot de Shoah, een rol spelen in het verder vormgeven van het naoorlogse Nederlandse jodendom, en een positief en krachtig Nederlands jodendom neerzetten.
Ik heb een grote liefde voor de joodse traditie. Vanuit die liefde kan ik een bijdrage leveren die voor andere joden blijkbaar waardevol is. Dat bleek bij De Brede Hagada die ik in 2010 samen met anderen heb uitgebracht. Een hagada is een handleiding voor het vieren van Pesach. Dat is een ongelooflijk ingewikkeld, voor veel mensen ondoorgrondelijk ritueel. In deze hagada leg ik uit wat er gebeurt, wat je moet doen, en waarom. Ik wil vernieuwend zijn, met volledig respect voor de traditie. Die traditie is zó gelaagd, dat er in mijn ogen weinig radicaal anders moet, maar wat ik wel wil is een verbinding leggen tussen de traditie en de moderne tijd. Mijn beslissing om rabbijn te worden is een volgende stap in dit proces.
Onze hagada sloeg aan. De teksten zijn in het Hebreeuws, fonetisch en in het Nederlands. We dachten er vijfhonderd te verkopen, het zijn er intussen over de drieduizend.”
Er bestaat dus een behoefte in joods Nederland aan een toegankelijke, moderne manier van kijken naar het jodendom.
“Inderdaad. De Brede Hagada is bedoeld om het ritueel toegankelijk te maken, juist ook voor mensen die niet joods zijn opgevoed. En om te laten zien dat het jodendom ook in onze moderne tijd grote waarde heeft.
Ik ben een kind van onderduikouders en niet actief joods opgevoed. Bij hun ouders was voor de oorlog de afstand tot het jodendom al groter. Ook vanuit de overtuiging dat wij allemaal mensen zijn, dat afkomst en religie er niet te veel toe doen.
Helaas bewees de geschiedenis dat de ander daar anders naar kijkt. Hoe onuitgesproken of hoe humanistisch-joods mensen ook waren, ook zij zijn afgevoerd en vermoord.
Naast mijn werk in de gemeente ben ik ook rabbijn in de krijgsmacht. Twee jaar geleden ging ik met een groep Joodse militairen naar Auschwitz. Daar gaf ik elk van de soldaten een overlijdensdocument van het Rode Kruis, van familieleden van moederskant die daar vermoord zijn. Ik vroeg hen deze mensen te blijven gedenken: zolang je iemands naam noemt, blijft hij of zij voortleven.
In mijn opvoeding was er altijd een verbinding met het jodendom en Israël, maar wij leefden niet religieus-joods. Die beweging heb ik vanaf het moment dat ik uit huis ging zelf gemaakt. Ik heb ook zelf veel moeten leren. Ik weet welke slag je moet maken als je niet van kinds af aan joods opgevoed bent. Dat herken ik bij veel mensen in onze gemeenschap, die helemaal niet met de traditie zijn grootgebracht. Onlangs sprak ik een man van in de zestig die pas na de dood van zijn moeder ruimte kon geven aan zijn joodse identiteit. Zijn moeder was zo getraumatiseerd door de oorlog dat ze het niet eens goed vond dat hij zijn davidsster droeg. Nu pas kon hij de stap maken, maar hij wist niet hoe of wat. De stap naar de synagoge is voor veel mensen heel groot. Ik zie het als mijn opdracht mensen over die drempel te helpen.”
Wat betekent uw nieuwe functie voor uw gezin?
“Feitelijk draagt mijn vrouw een groot deel van de verantwoordelijkheid voor deze stap. In het vliegtuig naar Israël, hoe symbolisch, ontmoette mijn vrouw rabbijn David Lilienthal, die aan het Levisson Instituut een rabbijnenopleiding had opgezet. Zij adviseerde mij om met hem te gaan praten, misschien nog zonder te weten wat de impact daarvan zou zijn op ons gezin.
Mijn vrouw heeft ook een volledige baan. Ik ben er vaak niet en de week verloopt heel anders dan een reguliere werkweek, zowel vanwege mijn werk bij de Liberaal Joodse Gemeente, als vanwege mijn werk als krijgsmachtrabbijn. Op vrijdag en zaterdag hebben wij diensten, op zondag zijn er bijeenkomsten in relatie tot de synagoge. Doordeweeks zijn er, in de vrijwilligersorganisatie die wij zijn, vaak ’s avonds vergaderingen.
Deze nieuwe functie heeft gevolgen voor mijn vrouw en kinderen. Gelukkig hoef ik het niet alleen te doen, ik werk bij de LJG samen met rabbijn Menno ten Brink.”
In uw synagoge komen ook mensen die niet in God geloven. In een kerk zou dat lastig zijn.
“Let op: ik gebruik niet de term ‘joods geloof’. Je zult mij horen spreken over het jodendom, de joodse traditie, mensen met een joodse achtergrond. Het jodendom is een totaal van culturele uitingen, gebruiken, verbondenheid met het joodse volk, Israël. Weleens gehoord van de schijf van vijf van Ido Abraham z.l.? Hij was een van onze grote denkers.
Hij noemt in een identiteitscirkel vijf elementen van joods zijn, die ten opzichte van elkaar in grootte kunnen variëren. Israël en zionisme, de verbinding met Israël. Oorlog, vervolging en overleving. Persoonlijke ontwikkeling, opvoeding. Religie en traditie. En vermenging van culturen: hoe hangt je joodse identiteit samen met het land waarin je woont? Iemand kan zich heel joods voelen omdat hij een sterke binding heeft met Israël, maar religieus gezien niets ‘doen’. ‘Ik kom nooit in sjoel, ik vier de feestdagen zelden, maar ik voel me diep joods.’ Dat kan. Daar wordt hij niet meer of minder joods van. Een ander kan niets hebben met Israël of met de oorlog, maar diep verbonden zijn met de joodse religie.
Al die mensen kan ik tegenkomen in sjoel. Geloof in God is een onderdeel van het schijfje religie. Het is raar om te begrijpen voor iemand met een christelijke of islamitische achtergrond dat de geloofsvraag binnen joodse context niet zo vaak gesteld wordt. Dat is een privé-aangelegenheid, daar bemoei ik mij ook als rabbijn niet mee. De vraag is: wat doe je, hoe beleef je de traditie, hoe geef je de week vorm? Wij gaan het gesprek over geloof in God niet uit de weg, maar het staat niet centraal. En het is zeker geen voorwaarde om naar sjoel te komen.”
Wat onderscheidt liberale en orthodoxe joden van elkaar?
“Ik gebruik liever het woord ‘progressief’ dan ‘liberaal’; die laatste term krijgt al snel een politieke connotatie. Tijdens een dienst op sjabbat zou je waarschijnlijk geen verschil merken, behalve dan dat bij ons mannen en vrouwen in dezelfde ruimte zitten. De positie van vrouwen is een herkenbaar verschil. Bij ons kunnen vrouwen voorgaan, de Thora lezen. Het is niet precies identiek, er zijn verschillende rollen, maar de posities zijn gelijkwaardig. Wij kijken hoe de moderne tijd een plaats krijgt en invloed heeft op de manier waarop wij de joodse traditie beleven. Daarin zijn wij op een aantal punten flexibeler dan de traditionele orthodoxie. Wij staan wel degelijk in de lijn van de halacha, de joodse wetgeving. Tegelijk kijken wij ook kritisch naar de eisen van de tijd. Sinds enkele jaren sluiten wij een verbond van liefde tussen twee mannen of twee vrouwen. Dat is niet volledig identiek aan een choepa, een joods huwelijk, maar we erkennen die relatie volledig.
Binnen onze leden is een enorme diversiteit. Er zijn leden die traditioneel leven, met een koosjere huishouding. In ons gezin eten wij geen verboden producten, maar we hebben geen twee keukens. Er zijn ook leden die vanuit een eigen verantwoordelijkheid andere keuzes maken.”
Hoe is de verbinding met Israël?
“Israel heeft een belangrijke rol in het jodendom van nu. Ik ga er graag heen, op vakantie, op studiereis, om gevoed te worden. Er is in Israël zoveel spiritualiteit en kennis voor handen, je wordt er in ondergedompeld. Het raakt mij heel diep, als ik bij de kotel sta (de Klaagmuur, KP) sta, de enig overgebleven muur van wat eens de tempel was. En het is een mooi land met een fijn klimaat.
Als gemeenschap zijn wij duidelijk pro-Israël. Ik spreek nu over Israël als land, los van de Israëlische politiek. Onze leden hebben daar hun eigen opvattingen over, maar dat neemt de diepe verbondenheid niet weg.
Israël is voor joden een verzekeringspolis. Het antisemitisme lijkt van alle tijden, of dat nu de kruistochten of de Sjoa zijn, de Inquisitie of de pogroms, of het hedendaagse antisemitisme waarbij joden moeten vrezen voor hun leven als zij hun religie beleven of zelfs maar een koosjer restaurant bezoeken. Ik heb daar geen illusies over. Daarom is het belangrijk dat er een plaats is waar joden naartoe kunnen: Israël, een plek die centraal staat in onze geschiedenis.
Antisemitisme, soms openlijk, soms verborgen, in de kerk en daarbuiten, soms expres, soms onopzettelijk. Ik begrijp fundamenteel niet waarom kinderen van vijf, zes of veertigers of ouderen van boven de negentig simpelweg vanwege het feit dat ze joods zijn, moeten vrezen voor hun leven. Bizar. Mensen realiseren zich niet dat wij bewaakt moeten worden om onze religie te beleven. En wij weten, opnieuw na de aanslagen in Halle, dat die bewaking nodig is. Ik denk niet dat er veel kerken zijn met kogelvrij glas.
Ik zal mij nooit kunnen neerleggen bij het antisemitisme. Tegelijk vind ik het de medeverantwoordelijkheid van niet-joden om dit kwaad keihard te bestrijden. Dan neem ik op mijn beurt de verantwoordelijkheid om de joodse traditie vandaag vorm te geven, sterker te maken. Het enthousiasme, de beleving, de rol van onze traditie in de Nederlandse samenleving.
Tachtig procent van de Nederlandse joden is tijdens de Tweede Wereldoorlog vermoord, onbeschrijflijk veel. Met het vermoorden van een groot deel van onze bevolkingsgroep is ook een groot deel van de kennis en traditie vermoord. Na de oorlog was er overal te kort aan: kennis, publicaties, ervaring. Er kwam verdriet en rouw voor in de plaats. Wij zijn nog steeds aan het repareren.”
___
Paspoort
Joram Rookmaaker (1971) is rabbijn van het Nederlands Verbond voor Progressief Jodendom.
– Tot zijn overstap naar het rabbinaat werkte Rookmaaker als projectmanager en adviseur op het terrein van innovatie en leiderschap. Na zijn studie internationale betrekkingen specialiseerde hij zich in de politiek van het Midden-Oosten. Hij woonde enige jaren in het buitenland.
– In 2006 begon hij aan zijn opleiding tot rabbijn. Met een korte onderbreking studeerde hij in 2017 af. Zijn afstudeerscriptie handelt over het Nederlandse liberaal-joodse beleid ten aanzien van mensen die wel een joodse vader hebben maar geen joodse moeder.
– In 2011 publiceerde hij de De Brede Hagada, herdrukt in 2015, een nieuwe herdruk is in de maak (zie ook: www.hagada.nl).
– Sinds 2015 combineerde hij werk en studie als rabbinaal medewerker bij de Liberaal Joodse Gemeente (LGJ) Amsterdam.
– Sinds 2017 is hij rabbijn binnen de Nederlandse krijgsmacht.
– Op 6 januari 2019 werd hij geïnstalleerd als tweede rabbijn van LJG Amsterdam.
– Hij was onder andere bestuurder van de European Union of Jewish Students, community workerbij de LJG Utrecht en voorzitter van de progressief-joodse denktank PJ-21.
Bovenstaand artikel werd eerder geplaatst in Volzin nr. 12 van 2019. Bovenstaande foto werd gemaakt door Claudia Kamergorodski.