Geplaatst op 12 maart 2018

Hoe vanzelfsprekend is zorg voor de armen?

Wat hebben joden en christenen met elkaar gemeen?  Over die vraag lopen de meningen sterk uiteen. Sinds het midden van de vorige eeuw – de periode na de Tweede Wereldoorlog – hebben veel christenen meer oog hebben gekregen voor hun verbondenheid met de religieuze tradities van het Jodendom. Sommigen zijn zelfs gaan spreken van een (gemeenschappelijke) joods-christelijke traditie. Dat heeft uiteenlopende reacties opgeroepen. Positieve, maar ook negatieve.  Serieuze historici fronsen de wenkbrauwen en wijzen op verschillen die er ontegenzeglijk zijn. Bij anderen gaan de stekels overeind staan. Zowel joden als christenen zijn bang om te worden ingelijfd in een andere traditie en hun eigenheid te verliezen.

Oppassen

De kritiek op een te gemakkelijk gebruik van de combinatie joods-christelijk is voor een deel  terecht.  De wegen van joden en christenen zijn al heel vroeg uiteen gegaan.  En niet te vergeten: er is een lange en pijnlijke geschiedenis van wederzijdse vervreemding, van christelijk antijudaïsme en antisemitisme. Dat in ieder geval joden wat sceptisch reageren op christelijke pogingen om hen in hun armen te sluiten, is maar al te begrijpelijk. Het beroep op een joods-christelijke traditie kan trouwens gemakkelijk worden misbruikt. Het is bijvoorbeeld oppassen geblazen wanneer beweerd wordt dat de joods-christelijke samenleving de basis vormt van de moderne westerse samenleving. Het kan als argument worden gebruikt om tegenstellingen om mensen op te zetten tegen anderen, bijvoorbeeld tegen moslims, te creëren.

Losers

Dat alles neemt niet weg dat joden en christenen veel met elkaar gemeen hebben, meer dan men zich vaak realiseert. Een mooi voorbeeld is de zorg voor de armen. Veel mensen zullen waarschijnlijk denken dat zorg voor armen en zwakken in de samenleving iets is dat vanzelf spreekt, iets dat men in alle religies en culturen aantreft. Voor hen is een artikel  dat Pieter van der Horst, emeritus hoogleraar Nieuwe Testament en vroege christendom, onlangs in het dagblad Trouw publiceerde een aanrader ( zie link). Van der Horst laat zien dat dat besef bij de Grieken en Romeinen absoluut niet leefde. Armen golden simpelweg als losers.

Oorsprong

Van rijken werd weliswaar vrijgevigheid verwacht, maar als principe gold: wie iets geeft, mag iets terugverwachten, bijvoorbeeld steun voor een politieke loopbaan of op zijn minst verhoging van status. Ondersteuning van mensen van wie je niets terug kon verwachten, gold als zinloos. Daarvoor moest je niet bij de Grieken of de Romeinen zijn.  De oorsprong van de armenzorg moet dan ook elders worden gezocht.

Joodse uitvinding

Het was, zo betoogt Van der Horst, een joodse uitvinding. Armenzorg heeft zijn wortels in de Joodse Bijbel, het Oude Testament. Daar vind je de overtuiging dat God opkomt voor de armen, dat armen recht hebben op zorg zonder dat ze daar iets tegenover hoeven te stellen. Die overtuiging  leefde voort in het Jodendom. Via de jood Jezus die deze overtuiging nog eens radicaliseerde,  kreeg die gedachte ook een plek in het christendom.

Ideaal

Een voorbeeld van een joods-christelijke traditie? Het is net iets ingewikkelder.  De praktijk heeft er onder joden en christenen vaak anders uitgezien. En het ideaal én de praktijk zijn ook door anderen overgenomen, bijvoorbeeld door de islam en door het socialisme ( die komen ook niet uit de lucht vallen).  Ook in de postchristelijke samenleving is het van oorsprong joodse – of zo men wil joods-christelijke – ideaal nog niet helemaal verdrongen door het (neo-) liberalisme  en wordt het op allerlei plaatsen in praktijk gebracht.  Maar vanzelfsprekend is het niet.

(Gerard Rouwhorst)


  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.