Joods-christelijke beschaving… of toch niet?
Waar hebben we het eigenlijk over als je de woordcombinatie ‘joods-christelijk’ gebruikt? Maakt het wat uit hoe je dit begrippenpaar hanteert?
Door: Eeuwout Klootwijk
Zelf werk ik voor joods-christelijke relaties en ben ik betrokken bij joods-christelijke dialoog. Er is een uitstekende website, getiteld ‘joods-christelijke dialoog’. De combinatie ‘joods-christelijk’ is mij dus heel vertrouwd. Het gaat om daarbij vooral om relaties. Hoe zit dat bij de term ‘joods-christelijke beschaving’? Zit je dan op hetzelfde spoor als bij ‘joods-christelijke relaties’? In dit artikel probeer ik duidelijk te maken dat je gemakkelijk kunt ontsporen als je het concept ‘joods-christelijke beschaving’ of ‘-traditie’ gebruikt.
Liever dier dan mens: ‘Joods-christelijk traditie’ en de rol van het Amerikaanse leger
Ik werd er weer bij bepaald toen ik het prachtige boek las van schrijver en journalist Pieter van Os, Liever dier dan mens (2019). In zijn boek beschrijft Van Os het buitengewone overlevingsverhaal van Mala Kizel, een Joods meisje uit een groot chassidisch gezin in Warschau. Het is een verhaal van een overlevende, die op onwaarschijnlijke wijze belandt in een gezin van fanatieke nazi’s omdat zij zich voordoet als de Volksduitse Anni. Mala wordt ook nog eens verliefd op ingenieur die in de Duitse oorlogsindustrie werkt. Het boek is tevens een geschiedenis van Polen, en van de ideeënwereld in Oost-Europa in en rond de Tweede Wereldoorlog. In dit rijke boek kwam ik een opvallende passage tegen.
Van Os vertelt op een gegeven moment, dat het concept en het begrip ‘joods-christelijke traditie’, dat tegenwoordig zo populair is, nota bene grotendeels een uitvinding zou zijn van het Amerikaanse leger in de Tweede Wereldoorlog.
De term werd geïntroduceerd in legerkranten, gewone kranten volgden. Ook in Nederland is het begrip inderdaad niet te vinden in kranten van vóór 1943, niet één keer. Daarna neemt het gebruik toe, met een exponentiële vlucht na de moord op de islam kritische politicus Pim Fortuyn. Met het begrippenpaar ‘joods-christelijke traditie’ en ‘joods-christelijke beschaving’ wilde het Amerikaanse legertop de motivatie onder soldaten stimuleren….Deze oorlog [moest] een ideologisch helder en aantrekkelijk doel dienen. De nadruk in artikelen bedoeld voor de soldaten kwam daarom te liggen op een strijd tégen dictatuur en barbarij en vóór democratie en een ‘judeo-christelijke beschaving’ en ‘de joods-christelijke traditie.
Liever dier dan mens, p. 207-208.
Aan soldaten moest duidelijk gemaakt worden waarom ze hun leven zouden wagen in een ver continent. De joods-christelijke beschaving stond op het spel!
Het ligt iets genuanceerder. Het Amerikaanse leger vond deze term niet uit, maar gebruikte deze wel. Dat maakt historicus Bart Wallet duidelijk in een kritisch artikel in Christen Democratische verkenningen in 2012. Hij vertelt dat ‘joods-christelijke traditie’ als begrip al eerder, in de jaren dertig, onder Amerikaanse en enkele Europese intellectuelen opgang maakt. Antisemitische schrijvers hadden het over de ‘christelijke’ cultuur en sloten joden daarbij nadrukkelijk buiten. Daartegen in schreven Amerikaanse en Europese intellectuelen dat de ‘joods-christelijk traditie’ een inclusieve term was, waarbij geprobeerd werd om joden te verankeren in de westerse samenleving. Zo werd een dam opgeworpen tegen een nationaalsocialistische ideologie. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd ‘joods-christelijke traditie’ alleen nog maar wijder verspreid in de Amerikaanse samenleving in de strijd tegen nazi-Duitsland. En voor Joodse soldaten was het een unieke kans om op voet van gelijkheid mee te vechten.
Zin en onzin van de ‘joods-christelijke traditie’
Dat was toen, maar nu, zegt Bart Wallet in zijn bovengenoemde artikel, duiken deze woorden opeens overal op, en dan vooral in het publieke debat en het onderwijs. Politici spreken over de joods-christelijke traditie als over de pijler van de Nederlandse cultuur. Was de oorspronkelijk betekenis inclusief, namelijk om joden te beschermen tegen het fascisme, nu wordt het een term die exclusief gehanteerd wordt, namelijk om aan te geven wie er niet bij hoort. En wie er niet bij horen zijn vooral de moslims. Bart Wallet pleit ervoor om maar helemaal niet meer te spreken over ‘Joods-christelijke traditie’. Het concept wordt namelijk misbruikt voor politieke doelen en heeft niets (meer) te maken met het oorspronkelijke doel. Van een insluitend begrip is het een buitensluitend begrip geworden.
Populair bij politici
De term ‘joods-christelijke beschaving’ wordt in het laatste decennium inderdaad steeds vaker gebruikt door politici en beleidsmakers. Je ziet dit terugkomen in de recente verkiezingsprogramma’s van PVV en FvD. Forum voor Democratie ziet als kern van haar programma de liefde tot Nederland en zij ziet dat belichaamd in de Joods-christelijke traditie en de klassiek-humanistische wereld.
De PVV wil grondwettelijk vastleggen dat ‘onze joods-christelijke en humanistische wortels de dominante en leidende cultuur vormen in Nederland’. Joods-christelijk wordt hier vooral onderscheidend of zelfs afschermend gebruikt om de ‘eigen’ Nederlandse identiteit te waarborgen tegen vreemde invloeden.
De VVD verwijst ernaar in zijn beginselverklaring:
De Nederlandse samenleving vindt haar oorsprong in de joods-christelijke traditie, het humanisme en de Verlichting. Deze beschavingsfundamenten vormen samen met de Nederlandse taal, de vaderlandse geschiedenis en de Grondwet de grondslag voor onze nationale identiteit’
Ook een deel van het CDA heeft een (verstands)huwelijk met de joods-christelijke traditie. In zijn H.J. Schoolezing sprak de toenmalige leider van het CDA, Sybrand Buma, in 2017 over ‘een eeuwenoude joods-christelijke waardentraditie’. Joods-christelijk hangt voor Buma samen met vrijheid en nationale eigenheid die een tegengeluid laat horen bij alle maatschappelijke fragmentatie. De ‘gewone Nederlander’ is in de steek gelaten door de elite en zijn waarden worden bedereigd door migranten. Wat betreft de invulling van het begrip vrijheid grijpt Buma terug op de apostel Paulus, die volgens hem vrijheid koppelt aan dienstbaarheid en bescheidenheid. Met als implicatie: migranten moeten zich aanpassen. Vanuit eigen kring wordt er kritisch gereageerd. Prominente CDA-ers als Hirsch Ballin en Paul van Geest leggen vrijheid bij Paulus anders uit.
Het vrijheidsbegrip van Paulus wordt echter gekenmerkt door eenheid in verscheidenheid, en allerminst door een tegenstelling tussen ‘zij’ en ‘wij’.
Zij vinden dat het begrip ‘joods-christelijke traditie’ ruim moet worden geïnterpreteerd, insluitend in plaats van uitsluitend. De joods-christelijke traditie “kenmerkt zich door een gastvrijheid en een empathische betrokkenheid bij mensen die elkaar ontmoeten”.
Rabbijn Lody van de Kamp: joods-christelijke samenleving bestaat niet
Voor rabbijn Lody van de Kamp is deze H.J. Schoolezing en de koers van het CDA aanleiding om uit de partij te stappen. Over de ‘joods-christelijke samenleving’ zegt hij:
Wat mij betreft bestaat die niet. Tot eind negentiende eeuw mochten we hier als joden helemaal niets. En veertig jaar later begint de Tweede Wereldoorlog, waarna, de geschiedenis is bekend, slechts een klein stukje van de joodse gemeenschap terugkeert. Na de oorlog volgde de kille opvang en bleek er geld geroofd. En nu hebben we het dan ineens over ‘onze joods-christelijke samenleving? Daarachter gaat de gedachte schuil: de moslims, die moeten we hier niet hebben. Daar voel ik me heel ongemakkelijk bij. Ik weiger mee te doen aan een zogenaamde joods-christelijke samenleving die gebruikt wordt om anderen uit te sluiten.” (Trouw)
Tot slot nog enkele kritische opmerkingen van arabist Maurits S. Berger in zijn artikel uit 2017. Hij vindt dat de term ‘joods-christelijke beschaving’ op zeer slordige of selectieve wijze wordt gebruikt, waarbij die term vooral tot doel lijkt te hebben de islam uit te sluiten.
De suggestie wordt vaak gegeven dat ‘joods-christelijke’ cultuur of beschaving een historisch ononderbroken proces zou zijn geweest. Er is overduidelijk een dringende behoefte bij Nederlanders, maar ook Europeanen, om hun eigenheid te definiëren in termen van een gemeenschappelijke cultuur of beschaving. Het is echter een fictief verhaal, een constructie achteraf. Daarbij is er de neiging om te kijken naar wat authentiek en puur is, om alles wat vreemd is af te wijzen. En bij dit alles wordt er geen onderscheid gemaakt tussen religie als godsdienst en als cultuurdrager en evenmin tussen de beginselen en de praktijk van een godsdienst. Berger waarschuwt dus tegen een veel te gemakkelijk gebruik van ‘joods-christelijke beschaving’ zonder zich rekenschap te geven van alle valkuilen daarbij.
Joods-christelijke dialoog
Al deze beschouwingen en observaties maken dat ik zelf niet (meer) wil spreken over of in ieder geval heel terughoudend wil zijn in het gebruik van ‘joods-christelijke beschaving’ of ‘- traditie’. Je roept er te veel verwarring mee op, het kan buitensluitend en exclusief geïnterpreteerd worden. En het suggereert een eenheid die er nooit geweest is. Dit begrip mag nooit gebruikt worden ter bevordering van een tweedeling en polarisatie in de samenleving. Hoe tweedeling te voorkomen is overigens nu ook een speerpunt in de huidige coalitieonderhandelingen.
Daartegen denk ik dat je wel kunt blijven spreken van joods-christelijke relaties en joods-christelijke dialoog. Het gaat daarbij om gesprek en om relaties, om het zoeken naar nieuwe verhoudingen, om respect voor elkaar. Een gesprek dat anderen niet buiten wil sluiten maar er juist bij wil betrekken. Aan Mahatma Gandhi wordt de uitspraak toegeschreven: ‘De Westerse beschaving? Ik denk dat het een uitstekend idee is.’ Zo zou je kunnen zeggen: ‘Een joods-christelijke beschaving? Zou een goed idee kunnen zijn, maar hangt wel af wat je ermee bedoelt. Laten we eerst maar beginnen met een goed gesprek!’
Dr. Eeuwout Klootwijk is wetenschappelijk beleidsmedewerker voor Kerk en Israël (joods-christelijke relaties) en daarnaast predikant in Oost-Souburg