Recensie van ‘Kunsjt!’ van Jaron Beekes
In dit boek, dat op 18 augustus verschijnt, heeft Jaron Beekes 50 columns gebundeld die eerder in het Nieuw Israëlitisch Weekblad zijn verschenen. In de inleiding maakt hij duidelijk dat ‘Joodse kunst’ niet bestaat. Wel zijn er Joodse kunstenaars en Joodse thema’s. Het gaat Jaron vooral om een Joodse blik, ‘zijn’ blik. Met deze bundel wil hij laten zien dat kunst heel normaal is en een verrijking van het dagelijks leven kan zijn.
Door: Cor Sinnema
In de inleiding staat hij ook stil bij de paradox dat Joden vooral van het woord zijn en dat het beeld ondergeschikt is. Hij komt daar in de bundel meerdere malen op terug. Toch zijn Joden volgens hem oververtegenwoordigd in de kunstwereld. Het Bijbelse verbod om afbeeldingen te maken (Ex 20) heeft betrekking op het afbeelden van levende wezens en het is bevestigd door Maimonides, “want voor je het weet kniel je ervoor neer en dat is afgoderij, een doodzonde” (blz. 58). Ook Jaron lost deze paradox op door in zijn boek voorrang te geven aan het woord boven het beeld. Elke bijdrage bevat eerst de tekst en (bijna) aan het eind pas een afbeelding van het besproken kunstwerk. In die volgorde. De kunstwerken die hij bespreekt zijn heel divers en komen uit de periode van 1500 tot heden. Hij besteedt vooral aandacht aan werken van bekende schilders, architecten, tekenaars, striptekenaars, beeldhouwers en ontwerpers.
Op tal van kunstenaars heeft hij vanuit zijn Joodse optiek iets aan te merken. Hij zet de toon direct met de eerste bijdrage, ‘Een voorhuid van marmer’ (het bekende beeld van David van Michelangelo staat op de omslag). Hij vindt het eigenlijk maar niks dat deze beroemde kunstenaar uit de renaissance met het beeld van de ‘onbesneden’ koning David goede sier maakt met zijn Joods cultureel erfgoed. Chagall vindt hij een middelmatig gedreven artiest die het kubisme net niet helemaal begreep en die koketteerde met al dan niet verzonnen sjtetl-folklore. Jezus noemt hij ‘onze gekruisigde neef uit Nazareth’. Het laatste Avondmaal, de bekende muurschildering van Leonardo da Vinci, heeft in feite als thema ‘een rabbijn die met zijn leerlingen aan een seidermaaltijd zit’. Jozef Israëls is ‘de eerste beroemde Joodse kunstenaar ter wereld’. En zo komen er vele bekende werken van evenzovele bekende kunstenaars met zijn commentaren voorbij. De vreemdste column is die waarin hij zich voorstelt dat het bij Johannes Vermeer en Baruch de Spinoza, beiden even oud en knap, wel eens om een en dezelfde persoon zou kunnen gaan.
De joodse blik is vooral die van Jaron Beeks. Verhalen uit de Bijbel spelen op de achtergrond mee. Hij verwijst geregeld naar Bijbelteksten waaronder Spreuken, Samuël, Exodus, Genesis, psalmen). Hij gebruikt verschillende joodse en Jiddische woorden. In de ‘Verklarende woordenlijst’ van drie bladzijden staan er veel toegelicht, ook van woorden die niet in het boek voorkomen. Het meest karakteristiek zijn de elementen uit zijn persoonlijk leven, waardoor hij er in slaagt kunst naar een persoonlijk niveau terug te brengen. Zo komen we in alle columns telkens iets meer over Jaron Beekes zelf te weten. Op basis hiervan ontstaat het volgende profiel.
Jaron Beekes werd geboren in Naarden en groeide op in een omgeving met weinig Joden. Hij herinnert zich uit zijn jeugd alleen familieleden van moederskant. Hij ging als 8-jarige met zijn oma naar het Van Goghmuseum. Als twintiger verhuisde hij naar Amsterdam. Daar woonde hij tweehoog in een oud pand in de rivierenbuurt. Hij heeft blowende buren. Elke zondag ging hij naar Artis Ateliers om te tekenen (blz. 57). Sinds twintig jaar woont hij weer in het Gooi: in Bussum om precies te zijn. Hij is getrouwd met “een belangrijke mevrouw in de modewereld” (blz. 56) en is vader van twee jonge zoontjes, Jonathan en Zev, die drie minuten na elkaar ter wereld zijn gekomen (blz. 83). Aan hen heeft hij de bundel opgedragen. Hij onderhoudt de sjabbat, als het even kan (blz. 78). Heeft weinig met Sjavoeot, maar “om regels te breken, moet je ze eerst beheersen” (blz. 130). Jom Kipoer is de enige dag dat hij in de synagoge te vinden is (blz. 148). Hij is een verre neef van Isaac Israëls. Hij is rondleider geweest in het Joods Cultureel Kwartier, heeft leren schilderen op de kunstacademie, houdt van tekenen (99). Hij heeft als museumdocent gewerkt bij fotografiemuseum Foam (blz. 92), en verder als recensent, verslaggever, eindredacteur en columnist bij het Nieuw Israëlitisch Weekblad. Hij werkt in een pand aan de Rapenburgerstraat, vindt conceptuele kunst prima te hachelen.
Het boek van Jaron Beekes is anekdotisch en erg relativerend. Wie serieus over kunst en achtergronden wil lezen, moet andere lectuur zoeken. Maar wie van luchtige columns houdt, af en toe een witz wil lezen en zich wil laten verrassen door associaties van een Joodse columnist en van aardige weetjes houdt (zoals waar de nam Febo vandaan komt; dat hij bloed-doneren “de goedkoopste vorm van tsedaka” vindt (blz. 154) en dat ik een tofelemoonse recensent ben), zal dit boek wellicht – net als ik – een erg leuke uitgave vinden.
Boekgegevens
Kunsjt! Een Joodse kijk op kunst in 50 meesterwerken. Jaron Beekes. Uitg. De Arbeiderspers Amsterdam/Antwerpen. 2020. ISBN 978 90 295 3992 0, 181 blz. € 24,99
Cor Sinnema is secretaris van de Katholieke Raad voor het Jodendom