Geplaatst op 26 maart 2020

Recensie van ‘Parabels – Onderricht van Jezus en de Rabbijnen’

Maanden werd er naar toegeleefd om de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek van het Parabelproject in boekvorm uit te brengen. Het resultaat mag er wezen: Parabels – Onderricht van Jezus en de Rabbijnen is een prachtige uitgave, die zeker in een behoefte zal voorzien. De officiële presentatie kon helaas niet doorgaan vanwege het coronavirus, maar zal mogelijk op een later tijdstip plaatsvinden.

Door: Cor Sinnema

Het boek bestaat uit twee delen. Het eerste deel omvat drie hoofdstukken over de achtergronden bij het fenomeen ‘parabel’. ‘Wat zijn parabels?’ werd geschreven door Eric Ottenheijm en Martijn Stoutjesdijk. Hierin vinden we een reconstructie van de laatste eeuwen vóór en de eerste eeuwen na de gewone jaartelling. De specifieke termen worden in dit hoofdstuk toegelicht. De verschillen tussen gelijkenissen en parabels, de structuur en ontwikkeling, de uitleg, en nog veel meer. Als er één ding in het oog springt is het dat parabels ontwikkeld zijn in een uniek joodse verhaalcultuur, waar rabbijnen en de vroegchristelijke auteurs uit hebben geput. De christelijke parabels vinden we bij drie synoptische evangelies, die ze Jezus in de mond legt. De vroegrabbijnse parabels horen tot de zogenaamde Tannaïtische literatuur (eerste-derde eeuw g.j.). Jezus en de rabbijnen deelden een voorliefde voor het vertellen van parabels. De Jezusbeweging en het rabbijnse jodendom gebruiken ze beide in de uitleg van de Schrift en het geleefde leven. De motieven verschillen, maar er is nauwelijks sprake van een wederzijdse afhankelijkheid. Vanaf de 2e eeuw  worden de parabels van Jezus gelezen met het oog op zijn afkomst en betekenis.

Vervolgens schrijft Eric Ottenheijm, de projectleider, over de ‘geschiedenis van de vroegjoodse parabel’. De meeste nieuwtestamentische parabels worden vergeleken met vroegrabbijnse masjal, die alle steeds een toepassing of minsjal hebben. Parabels fungeren in een voortdurend gesprek met de Hebreeuwse Bijbel. Het zijn verhalen die worden gebruikt bij het mondelinge onderricht en debat, in discussies met hogepriesters, wetgeleerden en farizeeën, als een morele les, als een boodschap in een politieke crisis, als overtuiging van het eigen standpunt. Ze “leggen bloot hoe hol de arrogantie van de macht is” (184). Ze blijven aanspreken, boeien, afstoten, amuseren en inspireren.

Een van de vragen waar de onderzoekers meer van te weten wilden komen, wordt in de inleiding door de eindredacteuren genoemd: de ‘opsplitsing van het jodendom en het christendom’ (11) of “het uiteengaan van jodendom en christendom” (23), en “de ontwikkeling van jodendom en christendom als twee separate religieuze tradities” (56). Het is bekend dat dit uiteengaan heeft geleid tot de anti-judaïstische interpretatiegeschiedenis en dat “de vervangingstheologische interpretatie bij christelijke theologen uit de derde en vierde eeuw een gevestigde interpretatie is geworden (…)” (129). De gevolgen zijn ongekend, ze worden opnieuw vastgesteld maar hier niet verder uitgewerkt.

Martijn Stoutjesdijk en Marcel Poorthuis schreven tot slot over de ‘Receptie van de parabel’. Het is erg mild om hier over de scheiding te lezen: “de allegorische lezing is wellicht niet de beste interpretatiewijze om meer te weten te komen over de oorspronkelijke betekenis van de parabel” (61). Vooral wanneer je weet hoe de uitleg ook de beeldvorming in de kunst heeft beïnvloed. Ze wijzen slechts op de middeleeuwse voorstelling van Vrouwe synagoge en Vrouwe ecclesia, die tot in negentiende eeuw werd gebruikt. Dat is typisch christelijk. “In het jodendom is men minder bezig met het hervertellen en steeds opnieuw interpreteren van parabels, waarschijnlijk omdat het bedenken van parabels daar een levende kunstvorm bleef” (63), tot en met het chassidische jodendom van achttiende en negentiende eeuw.

Het tweede deel geeft een overzicht van dertig parabels, waarvan de eerste twintig vooral bekend zijn vanwege hun nieuwtestamentische overlevering, en de andere tien een rabbijnse herkomst hebben. Alle auteurs tekenen (naast de reeds genoemde zijn dat: Jonathan Pater, Annette Merz, Albertine Oegema en Lieve Teugels) elk voor gemiddeld vier parabels. Eén bijdrage heeft twee auteurs, één auteur heeft drie, en één heeft vijf parabels besproken. Veel van deze bijdragen waren al bekend van de ‘Blogs over vroegchristelijke en vroegrabbijnse parabels’ op de website van het project: Parabels.nl.

Elk van deze hoofdstukken wordt afgesloten met twee verwerkingsvragen van de hand van twee pastoraal werkenden, één vanuit PKN- en één vanuit RK-verband. Het boek geeft aan het eind leestips, auteursinformatie, een zakenregister met ruim 100 lemma’s, en een register met 26 vroegchristelijke en 41 rabbijnse parabels.

Het is een uniek boek, ook al omdat het een product is van een volledig Nederlandstalige groep deskundigen van verschillende universiteiten. Het stijgt daarmee het particuliere uit, zelfs boven de kerken. Alle parabelbeschrijvingen zijn compact geschreven. Soms wordt een uitstapje gemaakt naar kerkvaders als Origenes, Eusebius, Ireneüs en Augustinus, die hun naam een bepaalde uitleg verbonden hebben. Gelukkig houden de auteurs meerdere interpretaties open en komen ze niet met de (kerkelijke) ‘oplossing’. “We zouden door eeuwen van harmoniserende en geruststellende prediking bijna vergeten dat parabels diezelfde vervreemdende werking kunnen hebben en de lezer willen schokken.” Typisch aan parabels is juist hun open einde. Soms tast de lezer in het duister, maar dat is dan ook juist de bedoeling! Parabels vragen uiteindelijk om een reactie van mensen, een toepassing, ook al wringt die soms. Slechts een enkele keer is er sprake van “het proces waarin de parabel wordt bestemd tot een drager van een helder en vooral eenduidige boodschap”(124). De rabbijnse exegese is veel associatiever en speelser dan de christelijke.

Al met al lezen de parabels en de toelichtingen niet snel. De stijl blijft een beetje staccato. Vooral de parabels hadden wat mij betreft smeuïger verteld kunnen worden om aan elkaar in ‘coronatijd’ voor te lezen of te vertellen, maar dat zou natuurlijk afbreuk doen aan de oorspronkelijke bedoeling van deze wetenschappelijk publicatie. Hierdoor blijft het boek teveel een studieboek, terwijl leren, zeker via verhalen, juist zo leuk kan zijn! Je pakt het nu niet gemakkelijk ter hand, maar alleen als het nodig is. Hoewel de technische begrippen vooraf goed zijn uitgelegd, zou een kort overzicht met alleen de belangrijkste begrippen de bruikbaarheid nog vergroot hebben.

Kortom: het is aan handige bundel voor een (hernieuwde) kennismaking met parabels. Ik denk dat veel pastores en predikanten er nieuwe inzichten in vinden. Het is zeker te gebruiken in leerhuizen, als deze nog bestaan. Of in dialooggroepen met joden en christenen.

Boekgegevens
Parabels. Onderricht van Jezus en de rabbijnen. Onder redactie van Eric Ottenheijm en Martijn Stoutjesdijk. Uitgeverij Abdij Van Berne, 2020. 254 blz., 978 90 8972 381 9, € 24,50
Klik hier om het boek te bestellen.

Cor Sinnema is secretaris van de Katholieke Raad voor het Jodendom


  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.