Geplaatst op 20 juli 2020

Recensie van ‘Pinkas en Memorboek van de joodse gemeente Oisterwijk’

De Stichting Behoud Joodse Begraafplaats Oisterwijk zorgt niet alleen voor een goede muur om de begraafplaats, het poortgebouw en de toegangsweg, het gras en de bomen. Ze is ook zeer geïnteresseerd in het leven van de joden die hier gewoond en gewerkt hebben. Sinds de Stichting wist van het bestaan van vier handgeschreven boekjes van de eerste rabbijn, die hier kwam in 1757, wilde ze graag weten wat hij over ‘hun’ joden had opgetekend. Stad en land werden letterlijk afgezocht om iemand te vinden die deze unieke boekjes voor hen zou kunnen ontcijferen. Met trots presenteerde de Stichting op 16 juli in Oisterwijk het boek Pinkas en Memorboek van de joodse gemeente Oisterwijk.

Door: Cor Sinnema

In deze uitgave staan alle transcripties en vertalingen van de aantekeningen die de eerste (opper)rabbijn, Jekoetiel Zuskind Rofe, vanaf 1764 heeft gemaakt. Deze zogenoemde ‘pinkasiem’ (meervoud van het Hebreeuwse woord Pinkas, dat ‘notitieboekje’ of ‘handboekje’ betekent) zijn in het Jiddisch, Hebreeuws, Aramees en Nederlands geschreven. De pinkasiem kunnen gezien worden als een apart genre, merken Rachel Boertjens (conservator van de Bibliotheca Rosenthaliana) en Bart Wallet (universitair docent aan de VU en UvA) op in hun inleiding. Elk deeltje wordt kort ingeleid door Jenneken Schouten, de vertaalster. Het boek bevat twintig foto’s van de begraafplaats en van de boekjes.

Het eerste boekje is een soort kasboek en geeft inzicht in de inkomsten en uitgaven over de jaren 1765 tot en met 1774, tot op de stuiver en de duit nauwkeurig. De allereerste aantekening, van 12 juni 1764, gaat over het jaarsalaris van de rabbijn. Verder is te lezen wat een joodse bruiloft kost, hoeveel pacht er betaald wordt voor een zitplaats in de synagoge, en hoe duur het is om op sjabbat opgeroepen te worden voor de Tora-lezing. Uit de jaarlijkse overzichten valt af te lezen hoe de gemeente in de loop der jaren groeide. De joodse gemeente beperkte zich namelijk niet tot Oisterwijk, maar omvatte ‘heel de provincie en haar omstreken’.

Het tweede boekje bestaat uit 2 delen. In het eerste, Hebreeuwse, deel staan statuten en besluiten van bestuursvergaderingen en de jaarlijkse rekening en verantwoording van alle geldbedragen, waaronder liefdadigheidsgelden. Een belangrijke taak voor joden is de zorg voor de overledenen door de begraafchewre (joodse begrafenisvereniging). Vanuit andere plaatsen kopen mensen zich in om in Oisterwijk begraven te kunnen worden. Er is in het boekje vastgelegd dat alle dertig dagen na iemands overlijden Kaddiesj wordt gezegd. Ook aan de sterfdagen (jortsayt) wordt aandacht besteed. Dit eerste deel eindigt met de eerste steenlegging voor de bouw van de nieuwe synagoge in Oisterwijk op 15 mei 1811 en de eerste besnijdenis op 24 maart 1813.

Het tweede, Nederlandse, deel over 1868-1879 bevat opnieuw overzichten van ontvangsten en uitgaven. Aan de spelling, woordvolgorde en pagina-indeling is niets veranderd. Dat levert grappige woorden op, zoals: oprabein, contribuusie, vleede jaar, ofvergeld, reeperaage of reeperasie.

Het derde boekje telt slechts vier bladzijden met verslagen van drie vergaderingen: uit 1885, 1886 en 1892.

Het vierde boekje is het meest uitgebreid (78 bladzijden). Het gaat over het ontstaan en de beginjaren van de joodse gemeente Oisterwijk. Uniek zijn de tikoeniem en minhagiem (gebeden en religieuze gebruiken en regels die werden onderhouden) en de takkanot (statuten en zakelijke afspraken volgens het joodse recht, halacha) van rabbijn Jekoetiel Ziskind Rofe. Ze zijn speciaal voor zijn gemeente geschreven. Dat alles gebeurde volgens de Asjkenazische traditie en in het Jiddisch om de eigen identiteit te koesteren. Toen in 1815 het Nederlands werd ingevoerd op joodse scholen, verdween ook het eigen genre van de pinkas. In dit laatste boekje staat ook een Memorbuch, de namenlijst van mensen die in de gebeden werden herdacht. Naast mensen uit Oisterwijk worden gemeenschappen en martelaars van verschillende Jodenvervolgingen genoemd uit het Rijnland en uit de Zuidelijke Nederlanden. Lokaal historicus Wim de Bakker geeft een kort overzicht van andere Oisterwijkse publicaties en een register van de verplichte Naamsaanneming van Joodse inwoners uit Oisterwijk in 1811-1812. Ruim zeshonderd noten en een aparte woordenlijst completeren het fraai uitgegeven boek.

De oorspronkelijke handgeschreven boekjes worden bewaard in de Bibliotheca Rosenthaliana in Amsterdam. Dankzij het knappe vertaalwerk door Jenneken Schouten kan iedereen zich nu een beeld vormen van een uniek stukje joodse geschiedenis vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw in de mediene. Veel waardering voor dit bijzondere initiatief om deze bronnen zo mooi te bundelen. Een boek voor fijnproevers, mensen die houden van lokale geschiedenis, in het bijzonder de opbouw van de joodse gemeente in Brabant, en ‘omstreken’.

Boekgegevens
Pinkas en Memorboek van de joodse gemeente Oisterwijk. Vertaling door Jenneken Schouten MA, met bijdragen van Rachel Boertjens, Bart Wallet en Wim de Bakker. Uitgave van de Stichting Het Kwartier van Oisterwijk, 2020, ISBN 978-90-824154-8-3, 252 blz., € 24,95
___

Cor Sinnema is secretaris van de Katholieke Raad voor het Jodendom 


  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.