Geplaatst op 10 juli 2018

Het antisemitisme in Hongarije is nog lang niet dood

De fascistische dictator Miklós Horthy, hier zittend naast Hitler, wordt in Hongarije nog altijd met eerbied herdacht. Het is een van de tekenen dat de Hongaren hun kwalijk antisemitische verleden nog steeds niet hebben verwerkt…

Door: Ton Crijnen

Het gebeurde onlangs, om precies te zijn op 27 juni, in Kecskemét, de op twee na grootste stad van Hongarije. Daar hield de International Coucil of Christians and Jews [ICCJ] de slotdag van zijn jaarvergadering. Deelnemers uit dertig landen zaten in de neo-barokke schouwburg te luisteren naar een vierkoppig panel dat onder meer sprak over begrip en verzoening tussen de diverse godsdiensten.

Aan het slot mochten er vragen worden gesteld. Een Hongaars meisje stond op en vroeg: “Wanneer zullen de Joden zich bekeren tot Jezus?” Was dit een uiting van onnozelheid? Een gerichte anti-judaïstische provocatie? Of was hier een regelrechte antisemiet aan het woord? We zullen het nooit weten want jammer genoeg koos de panelleider, eveneens een Hongaar, er voor om de vraagstelster geheel te negeren.

Wel hadden de congresgangers eerder die dag te horen gekregen dat 13% van alle Hongaarse jongeren tussen de dertien en achttien jaar er sterk antisemitische sentimenten op na houdt en 45% gematigd anti-Joodse gevoelens heeft.

Op het congres, dat zich overigens vooral in Boedapest afspeelde, waren er nog drie veelzeggende ogenblikken. Het eerste moment was toen predikante Ilona Szent-Iványi tijdens de plenaire ochtendzitting een toespraak hield. Ze is bestuurslid van de Joods-Christelijke Raad en van het Christelijk-Joods genootschap, beide in Hongarije. Zonder er doekjes om te winden erkende ze dat er in haar land een hardnekkig antisemitisme bestaat dat maatschappelijke en politieke wortels heeft.

Men kan echter vraagtekens plaatsen bij haar bewering dat het antisemitisme binnen de Hongaarse kerken inmiddels een secondaire rol speelt. Het in Kecskemét gepresenteerde opinieonderzoek liet immers zien dat onder de katholieke geestelijkheid nog steeds 8% sterk en 32% gematigd antisemitisch denkt.

Vervolgens beschuldigde Monika Kovács, Holocaustexpert en hoofddocent sociale psychologie aan de ELTE-universiteit in Boedapest, de huidige regering-Orbán er van het altijd onder Hongaren latent aanwezige slachtoffergevoel te misbruiken om het anti-Joodse verleden [1920-1945] weg te poetsen. Ze gaf twee voorbeelden:

Allereerst het feit dat het Terror Háza Museum [Huis van de Terreur], in de hoofdstad, in haar Holocaust-afdeling alle Hongaren uit die tijd afschildert als slachtoffers van de nazi’s. In werkelijkheid zijn de 440.000 Hongaarse Joden die in, voornamelijk, Auschwitz werden vermoord, door eigen landgenoten opgepakt en op transport gesteld. Kovács: “Er kwam geen Duitser aan te pas”. Gelijktijdig slachtten in Boedapest Hongaarse fascisten van de Pijlkruisbeweging tienduizenden Joden af.

Eenzelfde soort geschiedvervalsing, vertelde Kovács, zie je terug in het uit 2014 daterend ‘monument voor de slachtoffers van de Duitse invasie’ op het Vrijheidsplein in de hoofdstad. Die inval vond plaats in maart 1944, nadat de ultrarechtse Hongaarse dictator Miklós Horthy in het zicht van de oprukkende Russische legers had geprobeerd zijn alliantie met nazi-Duitsland op te zeggen.

Het gedenkteken bestaat uit een [Duitse]) adelaar met scherpe klauwen die zich stort op de aartsengel Gabriël, symbool van het Hongaarse volk. Kovács: “Ook hier worden de Hongaren uit die tijd uitsluitend als slachtoffers van het Duitse nazisme weergegeven”.

En dan was er nog András Heisler, vice-voorzitter van de Federatie van Joodse Gemeenschappen in Hongarije. Tijdens een workshop schilderde hij een zonnig beeld van het leven van de Joden in zijn land. “Wij worden zelden of nooit lastiggevallen als we met een keppeltje op over straat lopen. En onze synagogen hoeven amper bewaakt te worden. In tegenstelling tot die in Frankrijk of Duitsland.”

Indirect gaf Heisler hiermee aan dat hij blij was met het beleid van Orbán om de grenzen te sluiten voor vluchtelingen uit moslimlanden. De premier wil zo het ‘historisch profiel’ van de natie beschermen. Heisler mag dit profiel dan christelijk-joods noemen, de grondwet stelt nadrukkelijk dat Hongarije een christelijk land is.

Als bewijs dat de Joodse gemeenschap – de schattingen variëren van 65.000 tot 110.000 personen – vrijelijk haar eigen leven kan inrichten, noemde de Joodse leider het Jiddisch straatfestival in de hoofdstad dat jaarlijks duizenden bezoekers trekt. Daarnaast komen tijdens Chanoeka honderden Joden samen op de ijsbaan van Boedapest om er ongestoord het ‘feest van de lichtjes’ te vieren. En de joodse winkels en restaurants in de hoofdstad floreren als nooit tevoren.

Welke van de Hongaarse sprekers gaf de realiteit in hun land weer: Ilona Szent-Ivány en Monika Kovács of András Heisler? Het antwoord luidt: alle drie. Dat maakt de Joodse werkelijkheid juist zo complex. De positie van de Joden in Hongarije is nu onvergelijkelijk veel beter dan in de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw, of ten tijde van het communisme (1949-‘89). Maar dat is slechts een deel van het verhaal.

Neem Heisler zelf. Alle optimisme ten spijt protesteerde hij in januari van dit jaar in een open brief op de website van de Joodse federatie tegen een toespraak van Sandor Leszak, prominent parlementslid van de regerende Fidesz-partij. Leszak sprak ter gelegenheid van de 150-ste geboortedag van dictator Horthy, de man die al in 1920 anti-Joodse wetgeving invoerde. De herdenking vond uitgerekend plaats op Holocaust Memorial Day. Heisler verweet Leszak dat hij de herinnering aan de Joodse slachtoffers had vertrapt.

Eind vorig jaar plaatste een andere Fidesz-parlementariër, János Pócs, op zijn website een foto van een groep dorpelingen rond een dood varken, met de tekst: Ö volt a Soros [‘Dit was Soros’]. Toen er van Joodse zijde kritiek kwam, ontkende Pócs dat de foto iets te maken had met George Soros. Deze in Amerika levende Joods-Hongaarse miljardair en linkse activist streeft naar een “open samenleving”. Een visie die haaks staat op het antidemocratische beleid van de huidige Hongaarse premier Viktor Orbán en diens Fidesz-partij die al enige tijd de ultrarechtse concurrent Jobbik in extreme uitlatingen overtreft.

Soros, ook onder Joden niet onbesproken vanwege zijn financiële steun aan Palestijnse burgerrechtbewegingen, richtte in Boedapest de Central European University op. Daar worden sociaal-politieke vakken gedoceerd op basis van zijn visie van een “open society”. De rechtse Hongaarse regering vond dit een inmenging in de binnenlandse aangelegenheden en voerde maandenlang een smerige, naar Jodenhaat riekende campagne tegen Soros. Inmiddels heeft deze aangekondigd dat de universiteit naar Berlijn wordt verplaatst.

Orbán zelf beweegt zich in zijn publieke uitlatingen soms op de rand van antisemitisme. Zo waarschuwde hij in maart op een verkiezingsbijeenkomst voor een ‘krachtige vijand’ [lees: Soros] die hij als volgt omschreef: ‘Niet open, maar achterbaks; niet rechtuit, maar sluw; niet eerlijk, maar laf; niet nationaal, maar internationaal; geen fatsoenlijke werker, maar een speculant; heeft geen vaderlandsgevoel, maar voelt zich overal thuis’. Negatieve karakteristieken die door antisemieten van oudsher aan Joden worden toegeschreven en die iedere Hongaar herkent.

In de wandelgangen van het ICCJ-congres zei een oude Hongaar – ‘noem mijn naam maar liever niet’: ‘Als wij het hier als Joden allemaal zo leuk hebben, hoe komt het dan dat ik mijn zoon al bijna drie jaar niet heb gezien? Hij emigreerde in 2015 omdat hij doodziek werd van het onderhuidse antisemitisme waarvan de samenleving hier doordrenkt is. Nee, vervolgd worden we niet, maar een belangrijk deel van de niet-Joodse Hongaren wil ons niet als buurman hebben.’

Een andere Hongaarse congresdeelnemer, ook Jood, vulde aan: ‘…en al helemaal niet als familielid Ook dat laten de peilingen zien. Zelfs dood moeten ze ons niet hebben, getuige de hetze die er wordt gevoerd tegen György Lukács’. Hierbij doelend op de in 1971 overleden wereldberoemde Joods-Hongaarse marxistische filosoof en literair criticus, wiens standbeeld in Boedapest door de regering-Orban is verwijderd.

Ton Crijnen is bestuurslid van de Katholieke Raad voor het Jodendom en historicus


  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.