Geplaatst op 18 februari 2019

Op zoek naar de joodse wortels van de christelijke liturgie

In het verleden konden christenen nauwelijks waardering opbrengen voor de liturgische tradities van de joden. In het beste geval beschouwden ze deze als gedateerde relicten uit een ver verleden. Het is dus niet verwonderlijk dat men weinig oog had voor wat de christelijke liturgische tradities met de joodse gemeenschappelijk zouden kunnen hebben.

Door: Gerard Rouwhorst

Liturgiehistorici stonden over het algemeen niet of nauwelijks open voor de mogelijkheid dat centrale christelijke sacramenten en rituelen hun wortels zouden kunnen hebben in joodse tradities. Degenen die dat toch deden waren betrekkelijke eenlingen. Zo was er in de zeventiende eeuw in Franeker een predikant, Kempe (Campegius) Vitringa, die een boek van elfhonderd bladzijden in het Latijn schreef waarin hij de stelling verdedigde dat de vroegchristelijke liturgie terugging op de synagoge. Hij deed dat met de bedoeling zijn lezers ervan te overtuigen dat de vroegchristelijke liturgie even eenvoudig en rationeel was geweest als die van de Nederlandse Hervormde Kerk van zijn tijd! Veel weerklank zou zijn opvatting niet vinden.

Om een heel andere reden opmerkelijk is het werk van de Duitse oriëntalist, Anton Baumstark (1872-1948). Gedurende vele jaren, tot in de Tweede Wereldoorlog, was hij een aanhanger van het nationaal-socialisme, maar tijdens zijn hele loopbaan, vanaf 1923, benadrukte hij de joodse wortels van de christelijke liturgie. Een andere naam die men hier zou kunnen noemen is die van de geniale Duitse kerkhistoricus en theoloog, Erik Peterson (1890-1960), vanaf het begin een verklaard tegenstander van het nazi-regime, die in de academische theologie altijd een marginale outsider is gebleven.

Dat alles veranderde in de periode na de Tweede Wereldoorlog, toen er opeens een hausse aan studies was die zich uitdrukkelijk bezig hielden met de joodse wortels van de christelijke liturgie. Dit fenomeen kan niet los gezien worden van een bewustwordingsproces dat in verschillende kerken op gang kwam. Men werd zich pijnlijk bewust van de kwalijke rol die antijudaïsme en antisemitisme door de eeuwen heen hadden gespeeld en kreeg tegelijkertijd meer oog voor de joodse oorsprong van het christendom. Men kreeg ook oog voor het feit dat Jezus, de apostelen, Maria joden waren geweest en dat het christendom ontstaan was als een beweging binnen het Jodendom. Bovendien groeide onder veel christenen belangstelling voor latere fasen uit de geschiedenis van het Jodendom, met name ook voor het rabbijnse Jodendom. Door dat alles raakte men ook gefascineerd door de parallellen die er bestaan tussen christelijke – vooral vroegchristelijke – en joodse rituelen.

Een mijlpaal vormde een boek van de Anglicaanse Benedictijner monnik Gregory Dix, die in 1945 een boek schreef (The Shape of the Liturgy) over de geschiedenis van de eucharistieviering. Dit werk zou een enorme impact hebben op liturgiewetenschappers en zelfs op de liturgiehervormingen die vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw in veel kerken werden doorgevoerd. Dix benadrukte de samenhang tussen enerzijds de symbolische handelingen die Jezus tijdens het Laatste Avondmaal had verricht en anderzijds de joodse maaltijdriten waarnaar wordt verwezen in rabbijnse bronnen en die worden beschreven in middeleeuwse joods gebedenboeken (Siddoeriem). De vroegchristelijke rituele maaltijd die op die joodse maaltijdtradities zou zijn gebaseerd, zou verbonden zijn met een andere traditie: de dienst van het woord. Deze dienst van het woord had zijn wortels weer in de wekelijkse lezing uit de Tora en de profeten zoals die plaatsvond in de synagoge. Door verbinding van die twee van oorsprong joodse elementen zou dan de christelijke eucharistieviering (Avondmaal; Mis) zijn ontstaan.

Andere onderzoekers gingen verder op dit spoor. Op basis van rabbijnse en middeleeuwse joodse bronnen probeerde men te reconstrueren hoe het joodse Pesachmaal ten tijde van Jezus en de eerste christenen. dus nog vóór de verwoesting van de tempel in Jeruzalem in 70 na Christus – er uit zou hebben gezien. In de aanname dat Jezus vlak vóór zijn dood ook zo’n soort Pesachmaal zou hebben gevierd, meende men allerlei details uit de nieuwtestamentische beschrijving van het Laatste Avondmaal te kunnen verklaren. Op die manier werd bijvoorbeeld het aantal bekers wijn bij het Laatste Avondmaal verklaard. Volgens de zelfde methode werden synagogale leesroosters gereconstrueerd die Jezus, maar ook de auteurs van de evangeliën, zouden hebben gekend en die zouden hebben doorgewerkt in vroegchristelijke liturgische leesroosters. Volgens sommigen zouden deze leesroosters zelfs de compositie van evangeliën hebben beïnvloed. Vanuit dezelfde insteek ging men op zoek naar de joodse wortels van het christelijke Paas- en Pinksterfeest, de christelijke doop, het vroegchristelijke morgen- en avondgebed (Lauden en Vespers), de verering van joodse martelaren (de Makkabeese broeders), christelijke wijdingsrituelen, de Quatertemperdagen, het Gregoriaans enzovoort….
___

Dit is het derde artikel van een serie over Joodse rituelen. Volgende week maandag verschijnt deel vier op deze website. Klik hier voor deel 1 en hier voor deel 2.

Gerard Rouwhorst is voorzitter van de Katholieke Raad voor het Jodendom


  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.