Geplaatst op 25 februari 2019

De hypothese van de joodse wortels ter discussie gesteld

De vele studies die in de tweede helft van de vorige eeuw zijn gewijd aan de joodse wortels van de christelijke liturgie, hebben hun uitwerking zeker niet gemist. Veel van de theorieën en hypotheses die daarin werden verdedigd, hebben bijna algemeen ingang gevonden in de kringen van liturgiewetenschappers.

Door: Gerard Rouwhorst

Ze werden overgenomen door auteurs van liturgiewetenschappelijke handboeken en overzichtsstudies, maar vonden ook ingang in meer populariserende boeken en artikelen. Ze werkten zelfs door in de liturgische praktijk van protestantse gemeenten en katholieke parochies. Er werden bijvoorbeeld liturgische leesroosters ontworpen die bestonden uit een combinatie van de lezingen uit een eenjarige of driejarige Torah-cyclus en passages uit de evangeliën. In sommige kerken werden op Witte Donderdag christelijke Pesach-vieringen gehouden waarin elementen uit het Pesach-ritueel werden verweven met het verhaal over de laatste maaltijd die Jezus vóór zijn dood had gehouden met zijn leerlingen, vanuit de overtuiging dat dat een Pesach-maal zou zijn geweest.

Het is een kenmerk van succesvolle theorieën dat ze op een gegeven moment ter discussie worden gesteld. Dat gebeurde, vanaf het einde van de vorige eeuw, ook met de hypothese van de joodse wortels van de christelijke liturgie. Het voortouw werd daarbij genomen door de bekende Anglicaanse liturgiehistoricus Paul Bradshaw. Er moet hier worden vooropgesteld dat de kritiek op de hypothese van de joodse wortels van de christelijke liturgie in de regel niets te maken had met een antipathie tegen joodse rituelen en evenmin met een verlangen om het unieke karakter van de christelijke eucharistieviering, de doop, het vroegchristelijke paasfeest te verdedigen.

De belangrijkste reden was gewoon dat men meer kennis had gekregen van de historische ontwikkeling van de joodse liturgie. Lange tijd was men er stilzwijgend van uit gegaan dat joodse liturgische rituelen in de loop der eeuwen maar weinig veranderingen zouden hebben ondergaan, wel zo’n beetje hetzelfde zouden zijn gebleven. Wanneer men in middeleeuwse joodse bronnen las dat er tijdens het Pesach-maal een volle beker met wijn klaar stond voor Elia en dat daar dan bepaalde teksten over werden uitgesproken, nam men aan dat Jezus die gewoonte ook wel zou hebben gekend. En zo stelde men zich dan voor dat Jezus en de eerste christenen op dezelfde manier Pesach zouden hebben gevierd als joden dat in de vierde of zelfs in de tiende eeuw hadden gedaan.

En wanneer men in bepaalde passages uit de Talmoed las dat mannen die tot het jodendom over wilden gaan, niet alleen werden besneden, maar ook nog de proselietendoop ondergingen, werd verondersteld  dat dat in de tijd van het ontstaan van het christendom ook wel zo zou zijn geweest. En daar werd dan weer de conclusie uit getrokken dat het ritueel van de vroegchristelijke doop terugging op de joodse proselietendoop.

Op basis van onderzoek naar de geschiedenis van de joodse liturgie werd steeds duidelijker dat dit beeld gewoon niet klopte en bijgesteld moest worden. De joodse liturgie heeft in de loop der eeuwen minstens zo veel veranderingen ondergaan als de christelijke. De verwoesting van de tempel van Jeruzalem in het jaar 70 na Christus had bijvoorbeeld tot gevolg dat men zich nu veel sterker ging richten op de bijeenkomsten in de synagoge en dat deze verder werd uitgebouwd. Omdat er op Pesach geen paaslammeren konden worden geslacht in de tempel, kreeg het Pesach-maal een heel andere vorm en groeide het uit tot wat op den duur Seder-avond zou worden. Of die traditie al in de loop van de tweede eeuw op brede schaal ingang vond in het jodendom of dat dit pas later gebeurde (niet onwaarschijnlijk) doet hier niet zoveel ter zake. Het betekent in ieder geval dat Jezus en de eerste christenen veel joodse liturgische tradities die wij in latere bronnen tegenkomen, gewoonweg niet gekend kunnen hebben.

Daardoor verandert ons beeld van de relatie tussen de joodse synagogale en de christelijke liturgie aanzienlijk. Wij kunnen niet meer zonder enige nuancering stellen dat de christelijke liturgie is ontstaan uit de joodse. Het is veeleer zo dat de liturgische tradities van de synagoge en van het vroege christendom gemeenschappelijke wortels hebben, maar dat joden en christenen daar elk op een eigen manier op hebben voortgebouwd. Dat sluit niet de mogelijkheid uit dat ook in de derde of vierde eeuw sommige christenen tradities van joden hebben overgenomen, maar het houdt in ieder geval ook in dat joden en christenen vaak onafhankelijk van elkaar dezelfde of verwante gewoontes hebben ingevoerd, maar dat dan op hun eigen manier hebben gedaan. Het is verder goed denkbaar dat joden bepaalde liturgische tradities hebben ingevoerd om zich te kunnen onderscheiden van de christenen, dat ze de proselietendoop bijvoorbeeld gingen beschouwen als een alternatief voor de christelijke doop.

Door dat alles komt veel van wat vast leek te staan, op losse schroeven te staan, maar het maakt ons beeld van de relaties tussen de joodse en de christelijke liturgie ook veel dynamischer en in zekere zin ook interessanter.
___

Dit is het vierde artikel van een serie over Joodse rituelen. Volgende week maandag verschijnt deel vijf op deze website. Klik hier voor deel 1, hier voor deel 2 en hier voor deel 3.

Gerard Rouwhorst is voorzitter van de Katholieke Raad voor het Jodendom | Foto: Cor Sinnema


  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.