Rituele hoogspanning
In de discussies die sinds het midden van de twintigste eeuw zijn gevoerd over de relaties tussen de liturgische tradities van joden en christenen lag de nadruk vooral op de herkomst van de christelijke rituelen. Gaan de (vroeg-)christelijke rituelen nu wel of niet terug op joodse wortels? Als belangrijke criteria golden daarbij vooral twee dingen: de rituele vormgeving en de theologische betekenis van de teksten, symbolen, gebaren.
Door: Gerard Rouwhorst
In die discussies werd echter meestal één belangrijke dimensie over het hoofd gezien die ik in de eerste van deze reeks bijdragen al kort heb aangestipt: de sociale dimensie. Net als rituelen die in alle andere culturen en religies voorkomen, hebben joodse en christelijke niet alleen symbolische betekenissen. Ze zijn niet alleen vindplaatsen van theologie of geloof. Ze markeren ook grenzen van gemeenschappen. Wanneer je deelneemt aan bepaalde rituelen, betekent dit dat je bij een bepaalde gemeenschap of groep hoort en dus niet bij een andere groep. En dat is de reden waarom rituelen zo vaak aanleiding geven tot rivaliteit en conflicten tussen groeperingen, bijvoorbeeld tussen sportverenigingen, maar ook tussen landen met verschillende culturen en tussen religies.
Dat heeft van meet af aan een rol gespeeld in de relaties tussen de liturgische tradities van joden en christenen. Je zou daarvan talloze voorbeelden kunnen aanhalen, maar het komt waarschijnlijk nergens zo duidelijk tot uiting als in de geschiedenis van het christelijke paasfeest en het joodse Pesach. Om te beginnen moet hier worden voorop gesteld dat het christelijke paasfeest ontegenzeglijk joodse wortels heeft. Het gaat op de een of andere manier terug op het joodse Pesach zoals Jezus en de eerste christenen dat hebben gevierd. Maar er moeten dan wel meteen twee dingen bij worden vermeld. De eerste christenen hebben aan het joodse feest een eigen invulling gegeven: voor hen verwees het paaslam dat werd geslacht, naar Christus, het ‘ware Paaslam’ dat de kruisdood was gestorven. Dit had niet het joodse volk, maarde mensheid verlost; niet uit Egypte, maar uit de tirannie van zonde en dood waaronder mensen sinds Adam gebukt waren gegaan. Dat christenen aan het feest een eigen invulling gaven, kwam ook heel duidelijk naar voren in de vormgeving van het feest. Joden en christenen vierden het feest aanvankelijk op dezelfde datum, in de nacht van de veertiende op de vijftiende Nisan, maar ze deden dat elk op hun eigen manier. De joden hielden een maaltijd waarbij zij de bevrijding uit Egypte herdachten. Die maaltijd duurde waarschijnlijk tot middernacht. De christenen vastten tijdens de maaltijd van de joden en lazen het verhaal van de uittocht uit Egypte en vermoedelijk ook een versie van het verhaal van het lijden en de dood van Jezus. Wanneer het Pesachmaal van de joden voorbij was, hielden zij in de tweede helft van de nacht een eucharistieviering waarin ze de dood en de verrijzenis van Christus herdachten.
Met name uit de opbouw van de viering blijkt dat de christenen niet alleen een eigen invulling gaven aan het joodse feest, maar zich ook wilden onderscheiden van de joden. Dat nu kon gepaard gaan met felle polemiek. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de oudste christelijke paaspreek die is bewaard, die van Melito van Sardes (rond 160 na Christus). Joden wordt daarin verweten dat zij de diepere betekenis van het verhaal van de uittocht niet hebben begrepen. Maar daar blijft het niet bij. Zij worden ook nog eens collectief verantwoordelijk gesteld voor de dood van Jezus. Deze buitengewoon problematische opvattingen hebben in latere liturgische tradities voortgeleefd, onder andere in de Improperia (het ‘Beklag van God’) uit de Goede Vrijdag-liturgie waarin het joodse volk ondankbaarheid jegens God wordt verweten. Teksten die hun kwalijke uitwerking helaas niet hebben gemist: ze zijn in het verleden zeker ook gebruikt als argumenten voor de vervolging van joden.
Er zou veel meer te zeggen zijn over dit aspect van de relaties tussen de joodse en de christelijke liturgie, bijvoorbeeld over de wijze waarop joden op de christelijke verwijten hebben gereageerd. In het dayyenu-gezang uit het ritueel voor Pesach wordt juist de uitzonderlijke dankbaarheid van het joodse volk en God beklemtoond. Is dat toevallig? Worden de christenen hier niet van repliek gediend?
Dit alles vormt een zwarte bladzijde uit de geschiedenis van de christelijke liturgie waar we misschien liever niet mee geconfronteerd zouden willen worden. Maar dat is geen reden om deze bladzijde maar dicht te laten. Wanneer gemeenschappen, christelijke en niet-christelijke, hun identiteit gaan profileren ten opzicht van buitenstaanders, kan het gemakkelijk uit de hand lopen. Dat moet niet worden verdoezeld.
___
Dit is het vijfde artikel van een serie over Joodse rituelen. Volgende week maandag verschijnt deel zes, het laatste deel, op deze website. Klik hier voor deel 1, hier voor deel 2, hier voor deel 3 en hier voor deel 4.
Gerard Rouwhorst is voorzitter van de Katholieke Raad voor het Jodendom